Nederlands
Uitgebreide vertaling voor vermijden (Nederlands) in het Frans
vermijden:
-
vermijden (ontduiken; ontlopen; ontwijken)
éviter; esquiver; fuir; éluder-
éviter werkwoord (évite, évites, évitons, évitez, évitent, évitais, évitait, évitions, évitiez, évitaient, évitai, évitas, évita, évitâmes, évitâtes, évitèrent, éviterai, éviteras, évitera, éviterons, éviterez, éviteront)
-
esquiver werkwoord (esquive, esquives, esquivons, esquivez, esquivent, esquivais, esquivait, esquivions, esquiviez, esquivaient, esquivai, esquivas, esquiva, esquivâmes, esquivâtes, esquivèrent, esquiverai, esquiveras, esquivera, esquiverons, esquiverez, esquiveront)
-
fuir werkwoord (fuis, fuit, fuyons, fuyez, fuient, fuyais, fuyait, fuyions, fuyiez, fuyaient, fuîmes, fuîtes, fuirent, fuirai, fuiras, fuira, fuirons, fuirez, fuiront)
-
éluder werkwoord (élude, éludes, éludons, éludez, éludent, éludais, éludait, éludions, éludiez, éludaient, éludai, éludas, éluda, éludâmes, éludâtes, éludèrent, éluderai, éluderas, éludera, éluderons, éluderez, éluderont)
-
-
vermijden (uit de weg gaan; mijden; ontlopen; ontwijken)
éviter; échapper à-
éviter werkwoord (évite, évites, évitons, évitez, évitent, évitais, évitait, évitions, évitiez, évitaient, évitai, évitas, évita, évitâmes, évitâtes, évitèrent, éviterai, éviteras, évitera, éviterons, éviterez, éviteront)
-
échapper à werkwoord
-
Conjugations for vermijden:
o.t.t.
- vermijd
- vermijdt
- vermijdt
- vermijden
- vermijden
- vermijden
o.v.t.
- vermeed
- vermeed
- vermeed
- vermeden
- vermeden
- vermeden
v.t.t.
- heb vermeden
- hebt vermeden
- heeft vermeden
- hebben vermeden
- hebben vermeden
- hebben vermeden
v.v.t.
- had vermeden
- had vermeden
- had vermeden
- hadden vermeden
- hadden vermeden
- hadden vermeden
o.t.t.t.
- zal vermijden
- zult vermijden
- zal vermijden
- zullen vermijden
- zullen vermijden
- zullen vermijden
o.v.t.t.
- zou vermijden
- zou vermijden
- zou vermijden
- zouden vermijden
- zouden vermijden
- zouden vermijden
diversen
- vermijd!
- vermijdt!
- vermeden
- vermijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor vermijden:
Wiktionary: vermijden
vermijden
Cross Translation:
verb
vermijden
-
trachten te ontwijken
- vermijden → éviter
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vermijden | → fuir; éviter | ↔ avoid — to keep away from |
• vermijden | → évitement | ↔ avoidance — The act of avoiding or shunning |
• vermijden | → esquiver | ↔ eschew — avoid, shun |
• vermijden | → contourner; tourner | ↔ umgehen — ein physisches Hindernis umgehen, einen Umweg nehmen, aber auch mit übertragener Bedeutung: etwas auf eine umständliche Weise erledigen, weil die normale, einfache Weise aus irgendeinem Grunde in diesem Falle nicht funktioniert |
Computer vertaling door derden: