Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. vergruizen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vergruizen (Nederlands) in het Frans

vergruizen:

vergruizen werkwoord (vergruis, vergruist, vergruisde, vergruisden, vergruisd)

  1. vergruizen (vermorzelen; verbrijzelen; verpletteren; platdrukken; fijnmaken)
    écraser; pulvériser; mâchurer; broyer; réduire en poudre
    • écraser werkwoord (écrase, écrases, écrasons, écrasez, )
    • pulvériser werkwoord (pulvérise, pulvérises, pulvérisons, pulvérisez, )
    • mâchurer werkwoord (mâchure, mâchures, mâchurons, mâchurez, )
    • broyer werkwoord (broie, broies, broyons, broyez, )
    • réduire en poudre werkwoord

Conjugations for vergruizen:

o.t.t.
  1. vergruis
  2. vergruist
  3. vergruist
  4. vergruizen
  5. vergruizen
  6. vergruizen
o.v.t.
  1. vergruisde
  2. vergruisde
  3. vergruisde
  4. vergruisden
  5. vergruisden
  6. vergruisden
v.t.t.
  1. heb vergruisd
  2. hebt vergruisd
  3. heeft vergruisd
  4. hebben vergruisd
  5. hebben vergruisd
  6. hebben vergruisd
v.v.t.
  1. had vergruisd
  2. had vergruisd
  3. had vergruisd
  4. hadden vergruisd
  5. hadden vergruisd
  6. hadden vergruisd
o.t.t.t.
  1. zal vergruizen
  2. zult vergruizen
  3. zal vergruizen
  4. zullen vergruizen
  5. zullen vergruizen
  6. zullen vergruizen
o.v.t.t.
  1. zou vergruizen
  2. zou vergruizen
  3. zou vergruizen
  4. zouden vergruizen
  5. zouden vergruizen
  6. zouden vergruizen
diversen
  1. vergruis!
  2. vergruist!
  3. vergruisd
  4. vergruizend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vergruizen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
broyer fijnmaken; platdrukken; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren aan stukken slaan; aantasten; aanvreten; bederven; bedwingen; beschadigen; beteugelen; fijn maken; fijndrukken; fijnstampen; in bedwang houden; inslaan; kapotdrukken; kapotgooien; kapotslaan; onderdrukken; platdrukken; platmaken; pletten; stampen; stukgooien; stukslaan; terughouden; verbrijzelen
mâchurer fijnmaken; platdrukken; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren fijndrukken; platdrukken; platmaken; pletten
pulvériser fijnmaken; platdrukken; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren bespatten; bespetteren; fijn drukken; fijnmalen; kapotdrukken; malen; tot poeder maken; vermalen; vernevelen; verpulveren; verstuiven
réduire en poudre fijnmaken; platdrukken; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren fijn drukken; fijn maken
écraser fijnmaken; platdrukken; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren aan stukken slaan; bedwingen; beteugelen; breken; doen neerstorten; fijn maken; fijndrukken; fijnmalen; fijnstampen; in bedwang houden; in stukken breken; inslaan; kapotbreken; kapotdrukken; kapotgooien; kapotslaan; malen; neerstorten; omverrijden; onderdrukken; overheen rijden; overrijden; overschrijven; platdrukken; platlopen; platmaken; platstampen; platwalsen; pletten; stampen; stukgooien; stukslaan; terughouden; verbrijzelen; vermalen