Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- verdacht:
- verdenken:
-
Wiktionary:
- verdacht → interlope
- verdacht → suspect, douteux
- verdenken → soupçonner, suspecter
- verdenken → soupçonner
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor verdacht (Nederlands) in het Frans
verdacht:
-
verdacht (donker; obscuur; dubieus; duister; onguur; glibberig)
obscur; douteux; méchant; vil; ignoble; visqueux; mauvais; sinistre; lugubre; obscurément; louche; douteusement-
obscur bijvoeglijk naamwoord
-
douteux bijvoeglijk naamwoord
-
méchant bijvoeglijk naamwoord
-
vil bijvoeglijk naamwoord
-
ignoble bijvoeglijk naamwoord
-
visqueux bijvoeglijk naamwoord
-
mauvais bijvoeglijk naamwoord
-
sinistre bijvoeglijk naamwoord
-
lugubre bijvoeglijk naamwoord
-
obscurément bijvoeglijk naamwoord
-
louche bijvoeglijk naamwoord
-
douteusement bijvoeglijk naamwoord
-
-
verdacht (argwaan opwekkend)
-
verdacht (onbetrouwbaar; duister; louche; onguur)
douteux; louche; mensongère; obscur; douteuse; mensonger; obscurément-
douteux bijvoeglijk naamwoord
-
louche bijvoeglijk naamwoord
-
mensongère bijvoeglijk naamwoord
-
obscur bijvoeglijk naamwoord
-
douteuse bijvoeglijk naamwoord
-
mensonger bijvoeglijk naamwoord
-
obscurément bijvoeglijk naamwoord
-
-
verdacht (bedenkelijk; omstreden; twijfelachtig; betwist; dubieus; kwestieus)
controversé; douteux; suspect; discutable; contentieux; contesté; contentieuse; litigieuse; critique; délicat; contestable; douteusement; litigieux-
controversé bijvoeglijk naamwoord
-
douteux bijvoeglijk naamwoord
-
suspect bijvoeglijk naamwoord
-
discutable bijvoeglijk naamwoord
-
contentieux bijvoeglijk naamwoord
-
contesté bijvoeglijk naamwoord
-
contentieuse bijvoeglijk naamwoord
-
litigieuse bijvoeglijk naamwoord
-
critique bijvoeglijk naamwoord
-
délicat bijvoeglijk naamwoord
-
contestable bijvoeglijk naamwoord
-
douteusement bijvoeglijk naamwoord
-
litigieux bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor verdacht:
Verwante woorden van "verdacht":
Verwante definities voor "verdacht":
verdacht vorm van verdenken:
-
verdenken (verdacht maken; beschuldigen; incrimineren; betichten)
soupçonner; accuser; suspecter; charger; imputer; inculper; incriminer-
soupçonner werkwoord (soupçonne, soupçonnes, soupçonnons, soupçonnez, soupçonnent, soupçonnais, soupçonnait, soupçonnions, soupçonniez, soupçonnaient, soupçonnai, soupçonnas, soupçonna, soupçonnâmes, soupçonnâtes, soupçonnèrent, soupçonnerai, soupçonneras, soupçonnera, soupçonnerons, soupçonnerez, soupçonneront)
-
accuser werkwoord (accuse, accuses, accusons, accusez, accusent, accusais, accusait, accusions, accusiez, accusaient, accusai, accusas, accusa, accusâmes, accusâtes, accusèrent, accuserai, accuseras, accusera, accuserons, accuserez, accuseront)
-
suspecter werkwoord (suspecte, suspectes, suspectons, suspectez, suspectent, suspectais, suspectait, suspections, suspectiez, suspectaient, suspectai, suspectas, suspecta, suspectâmes, suspectâtes, suspectèrent, suspecterai, suspecteras, suspectera, suspecterons, suspecterez, suspecteront)
-
charger werkwoord (charge, charges, chargeons, chargez, chargent, chargeais, chargeait, chargions, chargiez, chargeaient, chargeai, chargeas, chargea, chargeâmes, chargeâtes, chargèrent, chargerai, chargeras, chargera, chargerons, chargerez, chargeront)
-
imputer werkwoord (impute, imputes, imputons, imputez, imputent, imputais, imputait, imputions, imputiez, imputaient, imputai, imputas, imputa, imputâmes, imputâtes, imputèrent, imputerai, imputeras, imputera, imputerons, imputerez, imputeront)
-
inculper werkwoord (inculpe, inculpes, inculpons, inculpez, inculpent, inculpais, inculpait, inculpions, inculpiez, inculpaient, inculpai, inculpas, inculpa, inculpâmes, inculpâtes, inculpèrent, inculperai, inculperas, inculpera, inculperons, inculperez, inculperont)
-
incriminer werkwoord (incrimine, incrimines, incriminons, incriminez, incriminent, incriminais, incriminait, incriminions, incriminiez, incriminaient, incriminai, incriminas, incrimina, incriminâmes, incriminâtes, incriminèrent, incriminerai, incrimineras, incriminera, incriminerons, incriminerez, incrimineront)
-
Conjugations for verdenken:
o.t.t.
- verdenk
- verdenkt
- verdenkt
- verdenken
- verdenken
- verdenken
o.v.t.
- verdacht
- verdacht
- verdacht
- verdachten
- verdachten
- verdachten
v.t.t.
- heb verdacht
- hebt verdacht
- heeft verdacht
- hebben verdacht
- hebben verdacht
- hebben verdacht
v.v.t.
- had verdacht
- had verdacht
- had verdacht
- hadden verdacht
- hadden verdacht
- hadden verdacht
o.t.t.t.
- zal verdenken
- zult verdenken
- zal verdenken
- zullen verdenken
- zullen verdenken
- zullen verdenken
o.v.t.t.
- zou verdenken
- zou verdenken
- zou verdenken
- zouden verdenken
- zouden verdenken
- zouden verdenken
diversen
- verdenk!
- verdenkt!
- verdacht
- verdenkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor verdenken:
Wiktionary: verdenken
verdenken
Cross Translation:
verb
verdenken
-
het vermoeden hebben van iets slechts
- verdenken → soupçonner; suspecter
verb
-
Avoir, concernant quelqu’un ou quelque chose, une opinion, une présomption désavantageux, mais incertaine et mêlée de doute.
-
soupçonner, tenir pour suspect.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verdenken | → soupçonner | ↔ suspect — believe to be guilty |
• verdenken | → soupçonner | ↔ verdächtigen — einen Verdacht gegen jemanden haben, aussprechen |
Computer vertaling door derden: