Nederlands
Uitgebreide vertaling voor verblijd (Nederlands) in het Frans
verblijd:
-
verblijd (verheugd; blij)
heureux; content; joyeux; ravi; enchanté; gai; réjouissant; joyeusement; de bonne humeur; enjoué; avec enjouement; réjoui; avec joie; transporté de joie; satisfait-
heureux bijvoeglijk naamwoord
-
content bijvoeglijk naamwoord
-
joyeux bijvoeglijk naamwoord
-
ravi bijvoeglijk naamwoord
-
enchanté bijvoeglijk naamwoord
-
gai bijvoeglijk naamwoord
-
réjouissant bijvoeglijk naamwoord
-
joyeusement bijvoeglijk naamwoord
-
de bonne humeur bijvoeglijk naamwoord
-
enjoué bijvoeglijk naamwoord
-
avec enjouement bijvoeglijk naamwoord
-
réjoui bijvoeglijk naamwoord
-
avec joie bijvoeglijk naamwoord
-
transporté de joie bijvoeglijk naamwoord
-
satisfait bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor verblijd:
verblijd vorm van verblijden:
-
verblijden (verheugd; plezieren; in verrukking brengen; blij maken; verrukken)
réjouir; faire plaisir à; enchanter; rendre service à; rendre heureux-
réjouir werkwoord (réjouis, réjouit, réjouissons, réjouissez, réjouissent, réjouissais, réjouissait, réjouissions, réjouissiez, réjouissaient, réjouîmes, réjouîtes, réjouirent, réjouirai, réjouiras, réjouira, réjouirons, réjouirez, réjouiront)
-
faire plaisir à werkwoord
-
enchanter werkwoord (enchante, enchantes, enchantons, enchantez, enchantent, enchantais, enchantait, enchantions, enchantiez, enchantaient, enchantai, enchantas, enchanta, enchantâmes, enchantâtes, enchantèrent, enchanterai, enchanteras, enchantera, enchanterons, enchanterez, enchanteront)
-
rendre service à werkwoord
-
rendre heureux werkwoord
-
Conjugations for verblijden:
o.t.t.
- verblijd
- verblijdt
- verblijdt
- verblijden
- verblijden
- verblijden
o.v.t.
- verblijdde
- verblijdde
- verblijdde
- verblijdden
- verblijdden
- verblijdden
v.t.t.
- heb verblijd
- hebt verblijd
- heeft verblijd
- hebben verblijd
- hebben verblijd
- hebben verblijd
v.v.t.
- had verblijd
- had verblijd
- had verblijd
- hadden verblijd
- hadden verblijd
- hadden verblijd
o.t.t.t.
- zal verblijden
- zult verblijden
- zal verblijden
- zullen verblijden
- zullen verblijden
- zullen verblijden
o.v.t.t.
- zou verblijden
- zou verblijden
- zou verblijden
- zouden verblijden
- zouden verblijden
- zouden verblijden
diversen
- verblijd!
- verblijdt!
- verblijd
- verblijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze