Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vatten (Nederlands) in het Frans

vatten:

vatten werkwoord (vat, vatte, vatten, gevat)

  1. vatten (gevangennemen; aanhouden; arresteren; )
    faire prisonnier; attraper; arrêter; mettre sous les verrous; capturer; saisir
    • faire prisonnier werkwoord
    • attraper werkwoord (attrape, attrapes, attrapons, attrapez, )
    • arrêter werkwoord (arrête, arrêtes, arrêtons, arrêtez, )
    • capturer werkwoord (capture, captures, capturons, capturez, )
    • saisir werkwoord (saisis, saisit, saisissons, saisissez, )
  2. vatten (grijpen; pakken; vangen; verstrikken; klauwen)
    prendre; saisir; entendre; attraper; prendre au piège; pincer; s'emparer de
    • prendre werkwoord (prends, prend, prenons, prenez, )
    • saisir werkwoord (saisis, saisit, saisissons, saisissez, )
    • entendre werkwoord (entends, entend, entendons, entendez, )
    • attraper werkwoord (attrape, attrapes, attrapons, attrapez, )
    • prendre au piège werkwoord
    • pincer werkwoord (pince, pinces, pinçons, pincez, )
    • s'emparer de werkwoord
  3. vatten (vastpakken; grijpen; beetgrijpen; )
    saisir; empoigner; attraper; prendre; s'accrocher à
    • saisir werkwoord (saisis, saisit, saisissons, saisissez, )
    • empoigner werkwoord (empoigne, empoignes, empoignons, empoignez, )
    • attraper werkwoord (attrape, attrapes, attrapons, attrapez, )
    • prendre werkwoord (prends, prend, prenons, prenez, )
    • s'accrocher à werkwoord

Conjugations for vatten:

o.t.t.
  1. vat
  2. vat
  3. vat
  4. vatten
  5. vatten
  6. vatten
o.v.t.
  1. vatte
  2. vatte
  3. vatte
  4. vatten
  5. vatten
  6. vatten
v.t.t.
  1. heb gevat
  2. hebt gevat
  3. heeft gevat
  4. hebben gevat
  5. hebben gevat
  6. hebben gevat
v.v.t.
  1. had gevat
  2. had gevat
  3. had gevat
  4. hadden gevat
  5. hadden gevat
  6. hadden gevat
o.t.t.t.
  1. zal vatten
  2. zult vatten
  3. zal vatten
  4. zullen vatten
  5. zullen vatten
  6. zullen vatten
o.v.t.t.
  1. zou vatten
  2. zou vatten
  3. zou vatten
  4. zouden vatten
  5. zouden vatten
  6. zouden vatten
en verder
  1. ben gevat
  2. bent gevat
  3. is gevat
  4. zijn gevat
  5. zijn gevat
  6. zijn gevat
diversen
  1. vat!
  2. vat!
  3. gevat
  4. vattend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

vatten [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. vatten (begrijpen; snappen)
    la compréhension

Vertaal Matrix voor vatten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arrêter aborteren; stilhouden; stoppen
compréhension begrijpen; snappen; vatten begrijpen; begrip; begripsvermogen; benul; besef; bevattingsvermogen; bewustzijn; brein; conceptie; denkbeeld; hersens; idee; intelligentie; inzicht; notie; rede; scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schranderheid; spitsheid; spitsvondigheid; verstand
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arrêter aanhouden; arresteren; gevangennemen; in hechtenis nemen; inrekenen; oppakken; vatten aanhouden; afhouden; aflaten; afsluiten; afzetten; arresteren; beletten; beslissen; besluiten; beëindigen; dwarsbomen; dwarsliggen; een einde maken aan; eindigen; ermee uitscheiden; ervanaf houden; gesprek beëindigen; gevangennemen; halt houden; inrekenen; opgeven; ophouden; oppakken; remmen; staken; stelpen; stillen; stilstaan; stilzetten; stoppen; stopzetten; tegenhouden; tegenwerken; temporiseren; tot staan brengen; tot stilstand brengen; tot stilstand komen; uitdoen; uitmaken; uitschakelen; uitscheiden; uitzetten; vertragen; weerhouden
attraper aanhouden; aanpakken; arresteren; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; gevangennemen; grijpen; in hechtenis nemen; inrekenen; klauwen; oppakken; pakken; vangen; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten; verstrikken aanklampen; afvangen; beet nemen; beetgrijpen; beetpakken; betrappen; buitmaken; foppen; graaien; grijpen; grissen; in de maling nemen; jatten; onderscheppen; ondervangen; onderweg opvangen; onverlangd krijgen; opdoen; oplopen; opvangen; pikken; snaaien; snappen; te pakken krijgen; te pakken nemen; tepakkenkrijgen; vangen; vastklampen; vastpakken; voor de gek houden; wegkapen
capturer aanhouden; arresteren; gevangennemen; in hechtenis nemen; inrekenen; oppakken; vatten buitmaken; eigen maken; iets bemachtigen; kopen; opnemen; te pakken krijgen; vangen; verkrijgen; verwerven
empoigner aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; grijpen; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten aanklampen; beetgrijpen; beetpakken; grijpen; met handen omvatten; omspannen; vastklampen; vastpakken
entendre grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken aanhoren; bedoelen; begrijpen; beluisteren; beseffen; doorzien; doorzien hebben; ergens iets mee willen zeggen; geluid waarnemen; horen; inzien; luisteren; onderkennen; opvatten; realiseren; te horen krijgen; toehoren; vernemen
faire prisonnier aanhouden; arresteren; gevangennemen; in hechtenis nemen; inrekenen; oppakken; vatten
mettre sous les verrous aanhouden; arresteren; gevangennemen; in hechtenis nemen; inrekenen; oppakken; vatten
pincer grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken dichtknijpen; klemmen; knellen; leegknijpen; omklemmen; strak zitten; tokkelen; uitdrukken; uitknijpen; vastknijpen
prendre aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; grijpen; klauwen; pakken; vangen; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten; verstrikken aangaan; aanhouden; aanklampen; aannemen; aanpakken; aanvaarden; aanvangen; aanwerven; aanwrijven; absorberen; accepteren; achteroverdrukken; afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; arresteren; beetgrijpen; beetpakken; beginnen; benemen; beroven van; beschuldigen; bevangen; bezetten; bezigen; binden; blameren; boeien; buitmaken; cadeau aannemen; depriveren; eigen maken; fascineren; gappen; gebruik maken van; gebruiken; gevangennemen; graaien; grijpen; grissen; hanteren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; iets bemachtigen; iets halen; in ontvangst nemen; ingrijpen; inpikken; inrekenen; intrigeren; jatten; kapen; ketenen; kiezen; kluisteren; kopen; kwalijk nemen; laken; leegstelen; meenemen; nadragen; nemen; ondernemen; ontfutselen; ontnemen; ontoegankelijk maken; ontvangen; ontvreemden; ophalen; opnemen; oppakken; oppikken; oprapen; opslorpen; opslurpen; opsnappen; pakken; pikken; plunderen; rekruteren; roven; schiften; selecteren; selectie toepassen; snaaien; starten; stelen; te kort doen; te pakken krijgen; toegrijpen; toetasten; toeëigenen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; van start gaan; vangen; vastklampen; vastpakken; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; verkrijgen; veroveren; vervreemden; verwerven; voor de voeten gooien; weghalen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken; werven; zich bedienen; ziften
prendre au piège grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken
s'accrocher à aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; grijpen; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten aanklampen; beetgrijpen; beetpakken; grijpen; vastklampen; vastpakken
s'emparer de grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken bemachtigen; eigen maken; iets bemachtigen; kopen; te pakken krijgen; tepakkenkrijgen; verkrijgen; veroveren; verwerven
saisir aanhouden; aanpakken; arresteren; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; gevangennemen; grijpen; in hechtenis nemen; inrekenen; klauwen; oppakken; pakken; vangen; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten; verstrikken aanhouden; aanklampen; aanpakken; aanvatten; afvangen; arresteren; beetgrijpen; beetpakken; beginnen te snappen; begrijpen; beseffen; bevangen; binden; boeien; doorkrijgen; doorzien; doorzien hebben; fascineren; frapperen; gevangennemen; grijpen; iets bemachtigen; ingrijpen; inrekenen; intrigeren; inzien; ketenen; klemmen; kluisteren; knellen; met handen omvatten; met het verstand vatten; omklemmen; omspannen; onderkennen; onderscheppen; ondervangen; onderweg opvangen; oppakken; opvangen; realiseren; snappen; te pakken krijgen; toegrijpen; toeslaan; toetasten; vastklampen; vastpakken; verbeurdverklaren; verkrijgen; verstaan; wat neervalt opvangen; zich bedienen
- begrijpen; snappen; verstaan

Verwante woorden van "vatten":


Synoniemen voor "vatten":


Verwante definities voor "vatten":

  1. het kunnen volgen met je verstand1
    • ik kan jou niet vatten1
  2. vastpakken1
    • ik vatte hem in zijn kraag1

Wiktionary: vatten

vatten
verb
  1. vastgrijpen
  2. begrijpen
  3. opdoen
vatten
Cross Translation:
FromToVia
vatten appréhender apprehend — to understand; to recognize
vatten arrêter arrest — to take into legal custody
vatten attraper; arrêter bust — (slang) to arrest for a crime

vat:

vat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de vat (barrel; ton; fust; )
    la tonne; le seau; le fût; le tonneau; le baril; la cuvette; la bassine; la cuve
    • tonne [la ~] zelfstandig naamwoord
    • seau [le ~] zelfstandig naamwoord
    • fût [le ~] zelfstandig naamwoord
    • tonneau [le ~] zelfstandig naamwoord
    • baril [le ~] zelfstandig naamwoord
    • cuvette [la ~] zelfstandig naamwoord
    • bassine [la ~] zelfstandig naamwoord
    • cuve [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor vat:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
baril bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat
bassine bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat
cuve bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat bak; container; kuip; regenbak; reservoir; stortbak; tank; tobbe; trog; voederkrib; voedertrog; waskuip; waterreservoir
cuvette bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat del; duinpan; duinvallei; kit; kolenbak; kolenemmer; kolenkit; lampetkan; lampetkom; wasbak; waskom
fût bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat
seau bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat aker; schepemmer; schepper
tonne bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat scheepston
tonneau bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat scheepston

Verwante woorden van "vat":


Verwante definities voor "vat":

  1. ding waar je iets in kunt doen1
    • geef je het zoutvaatje even door?1
  2. ronde diepe bak waar je dingen in kunt bewaren1
    • deze zuurkool komt uit het vat1

Wiktionary: vat

vat
noun
  1. ronde ton waar allerhande vloeistoffen in opgeslagen worden
  2. standaard inhoudsmaat
  3. ader
vat
noun
  1. Traductions à trier suivant le sens
  2. Petit cuvier de bois qui a les bords assez bas.
  3. vase de terre ou de métal servant à divers usages.
  4. Grand récipient de bois, de forme à peu près cylindrique, mais renfler dans son milieu, à fonds plats, qui est fait de planches ou douves arquer, maintenues par des cercles de fer, et qui sert à contenir des liquides ou certaines autres [[marchandi
  5. (vieilli) vase, ustensile, de toute matière, destiner à contenir des liquides.

Cross Translation:
FromToVia
vat barrique; tonneau barrel — round vessel made from staves bound with a hoop
vat fût; tonneau; barrique cask — a large barrel for the storage of liquid
vat bidon; baril; tonneau drum — barrel etc. for liquid
vat tonnelet; baril keg — round wooden container that has a flat top and bottom
vat citerne; réservoir; bonbonne; tank; bouteille tank — closed container
vat recipient; vaisseau; vase vessel — container
vat vaisseau vessel — tube or canal that carries fluid in an animal or plant

Verwante vertalingen van vatten