Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. vastklinken:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vastklinken (Nederlands) in het Frans

vastklinken:

vastklinken werkwoord (klink vast, klinkt vast, klonk vast, klonken vast, vastgeklonken)

  1. vastklinken (klinken)
    river; coller à; clouer
    • river werkwoord (rive, rives, rivons, rivez, )
    • coller à werkwoord
    • clouer werkwoord (cloue, cloues, clouons, clouez, )

Conjugations for vastklinken:

o.t.t.
  1. klink vast
  2. klinkt vast
  3. klinkt vast
  4. klinken vast
  5. klinken vast
  6. klinken vast
o.v.t.
  1. klonk vast
  2. klonk vast
  3. klonk vast
  4. klonken vast
  5. klonken vast
  6. klonken vast
v.t.t.
  1. heb vastgeklonken
  2. hebt vastgeklonken
  3. heeft vastgeklonken
  4. hebben vastgeklonken
  5. hebben vastgeklonken
  6. hebben vastgeklonken
v.v.t.
  1. had vastgeklonken
  2. had vastgeklonken
  3. had vastgeklonken
  4. hadden vastgeklonken
  5. hadden vastgeklonken
  6. hadden vastgeklonken
o.t.t.t.
  1. zal vastklinken
  2. zult vastklinken
  3. zal vastklinken
  4. zullen vastklinken
  5. zullen vastklinken
  6. zullen vastklinken
o.v.t.t.
  1. zou vastklinken
  2. zou vastklinken
  3. zou vastklinken
  4. zouden vastklinken
  5. zouden vastklinken
  6. zouden vastklinken
en verder
  1. ben vastgeklonken
  2. bent vastgeklonken
  3. is vastgeklonken
  4. zijn vastgeklonken
  5. zijn vastgeklonken
  6. zijn vastgeklonken
diversen
  1. klink vast!
  2. klinkt vast!
  3. vastgeklonken
  4. vastklinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vastklinken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
river inklinking; inklinking van bout; klink
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
clouer klinken; vastklinken aanklampen; aanslaan; beetgrijpen; beetpakken; grijpen; klinken; spijkeren; taxeren; timmeren; vastklampen; vastnagelen; vastpakken; vastslaan; vastspijkeren
coller à klinken; vastklinken aanhangen; aanklampen; aankleven; aankoppelen; beetgrijpen; beetpakken; grijpen; vastklampen; vastkoppelen; vastpakken
river klinken; vastklinken klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren