Nederlands
Uitgebreide vertaling voor vastdraaien (Nederlands) in het Frans
vastdraaien:
-
vastdraaien
Conjugations for vastdraaien:
o.t.t.
- draai vast
- draait vast
- draait vast
- draaien vast
- draaien vast
- draaien vast
o.v.t.
- draaide vast
- draaide vast
- draaide vast
- draaiden vast
- draaiden vast
- draaiden vast
v.t.t.
- heb vastgedraaid
- hebt vastgedraaid
- heeft vastgedraaid
- hebben vastgedraaid
- hebben vastgedraaid
- hebben vastgedraaid
v.v.t.
- had vastgedraaid
- had vastgedraaid
- had vastgedraaid
- hadden vastgedraaid
- hadden vastgedraaid
- hadden vastgedraaid
o.t.t.t.
- zal vastdraaien
- zult vastdraaien
- zal vastdraaien
- zullen vastdraaien
- zullen vastdraaien
- zullen vastdraaien
o.v.t.t.
- zou vastdraaien
- zou vastdraaien
- zou vastdraaien
- zouden vastdraaien
- zouden vastdraaien
- zouden vastdraaien
en verder
- ben vastgedraaid
- bent vastgedraaid
- is vastgedraaid
- zijn vastgedraaid
- zijn vastgedraaid
- zijn vastgedraaid
diversen
- draai vast!
- draait vast!
- vastgedraaid
- vastdraaiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor vastdraaien:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
serrer | aanschroeven; vastschroeven | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
serrer | vastdraaien | aandraaien; aandrukken; aanschroeven; aantrekken; comprimeren; dichtdraaien; dichtknijpen; dichtschroeven; dichttrekken; door draaien vastmaken; drukken; klemmen; klemzetten; knellen; knuffelen; liefkozen; met gespannen voorwerp omsluiten; omklemmen; omspannen; oprekken; overspannen; rekken; samendrukken; samenpersen; schroeven; strak zitten; vastdrukken; vasthouden; vastklemmen; vastknellen; vastknijpen; vastschroeven |