Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. usance:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor usance (Nederlands) in het Frans

usance:

usance [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de usance (gewoonte; gebruik; traditie)
    l'habitude; l'usage; l'emploi; la coutume; la tradition
    • habitude [la ~] zelfstandig naamwoord
    • usage [le ~] zelfstandig naamwoord
    • emploi [le ~] zelfstandig naamwoord
    • coutume [la ~] zelfstandig naamwoord
    • tradition [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor usance:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
coutume gebruik; gewoonte; traditie; usance overlevering; traditie; volksgebruik
emploi gebruik; gewoonte; traditie; usance aanstelling; aanwenden; aanwending; ambacht; ambt; arbeid; arbeidsplaats; baan; behandeling; benoeming; benutting; beroep; bezigheid; dienstbetrekking; dienstverband; functie; gebruik; hantering; inspanning; installatie; inzet; job; karwei; loonarbeid; loonwerk; positie; professie; taak; taakverschaffing; tewerkstelling; toepassing; vak; werk; werkgelegenheid; werkkring; werkplek; werkverschaffing; werkzaamheid
habitude gebruik; gewoonte; traditie; usance overlevering; traditie
tradition gebruik; gewoonte; traditie; usance geschiedenis; overlevering; relaas; traditie; verdichtsel; verhaal; verhaaltje; vertelling; vertelsel
usage gebruik; gewoonte; traditie; usance aanwenden; aanwending; afhankelijkheid op basis van gebruik; behandeling; gebruik; hantering; inzet; overlevering; taalgebruik; toepassing; traditie; volksgebruik; woordgebruik

Verwante woorden van "usance":


Wiktionary: usance