Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitwisselen (Nederlands) in het Frans
uitwisselen:
-
uitwisselen (ruilen; verruilen)
échanger; changer; permuter; faire un échange; troquer; changer de place-
échanger werkwoord (échange, échanges, échangeons, échangez, échangent, échangeais, échangeait, échangions, échangiez, échangeaient, échangeai, échangeas, échangea, échangeâmes, échangeâtes, échangèrent, échangerai, échangeras, échangera, échangerons, échangerez, échangeront)
-
changer werkwoord (change, changes, changeons, changez, changent, changeais, changeait, changions, changiez, changeaient, changeai, changeas, changea, changeâmes, changeâtes, changèrent, changerai, changeras, changera, changerons, changerez, changeront)
-
permuter werkwoord (permute, permutes, permutons, permutez, permutent, permutais, permutait, permutions, permutiez, permutaient, permutai, permutas, permuta, permutâmes, permutâtes, permutèrent, permuterai, permuteras, permutera, permuterons, permuterez, permuteront)
-
faire un échange werkwoord
-
troquer werkwoord (troque, troques, troquons, troquez, troquent, troquais, troquait, troquions, troquiez, troquaient, troquai, troquas, troqua, troquâmes, troquâtes, troquèrent, troquerai, troqueras, troquera, troquerons, troquerez, troqueront)
-
changer de place werkwoord
-
Conjugations for uitwisselen:
o.t.t.
- wissel uit
- wisselt uit
- wisselt uit
- wisselen uit
- wisselen uit
- wisselen uit
o.v.t.
- wisselde uit
- wisselde uit
- wisselde uit
- wisselden uit
- wisselden uit
- wisselden uit
v.t.t.
- heb uitgewisseld
- hebt uitgewisseld
- heeft uitgewisseld
- hebben uitgewisseld
- hebben uitgewisseld
- hebben uitgewisseld
v.v.t.
- had uitgewisseld
- had uitgewisseld
- had uitgewisseld
- hadden uitgewisseld
- hadden uitgewisseld
- hadden uitgewisseld
o.t.t.t.
- zal uitwisselen
- zult uitwisselen
- zal uitwisselen
- zullen uitwisselen
- zullen uitwisselen
- zullen uitwisselen
o.v.t.t.
- zou uitwisselen
- zou uitwisselen
- zou uitwisselen
- zouden uitwisselen
- zouden uitwisselen
- zouden uitwisselen
en verder
- ben uitgewisseld
- bent uitgewisseld
- is uitgewisseld
- zijn uitgewisseld
- zijn uitgewisseld
- zijn uitgewisseld
diversen
- wissel uit!
- wisselt uit!
- uitgewisseld
- uitwisselend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze