Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. uitstorten:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitstorten (Nederlands) in het Frans

uitstorten:

uitstorten werkwoord (stort uit, stortte uit, stortten uit, uitgestort)

  1. uitstorten (gieten; schenken)
    déverser; verser; vider; arroser
    • déverser werkwoord (déverse, déverses, déversons, déversez, )
    • verser werkwoord (verse, verses, versons, versez, )
    • vider werkwoord (vide, vides, vidons, videz, )
    • arroser werkwoord (arrose, arroses, arrosons, arrosez, )

Conjugations for uitstorten:

o.t.t.
  1. stort uit
  2. stort uit
  3. stort uit
  4. storten uit
  5. storten uit
  6. storten uit
o.v.t.
  1. stortte uit
  2. stortte uit
  3. stortte uit
  4. stortten uit
  5. stortten uit
  6. stortten uit
v.t.t.
  1. heb uitgestort
  2. hebt uitgestort
  3. heeft uitgestort
  4. hebben uitgestort
  5. hebben uitgestort
  6. hebben uitgestort
v.v.t.
  1. had uitgestort
  2. had uitgestort
  3. had uitgestort
  4. hadden uitgestort
  5. hadden uitgestort
  6. hadden uitgestort
o.t.t.t.
  1. zal uitstorten
  2. zult uitstorten
  3. zal uitstorten
  4. zullen uitstorten
  5. zullen uitstorten
  6. zullen uitstorten
o.v.t.t.
  1. zou uitstorten
  2. zou uitstorten
  3. zou uitstorten
  4. zouden uitstorten
  5. zouden uitstorten
  6. zouden uitstorten
en verder
  1. ben uitgestort
  2. bent uitgestort
  3. is uitgestort
  4. zijn uitgestort
  5. zijn uitgestort
  6. zijn uitgestort
diversen
  1. stort uit!
  2. stort uit!
  3. uitgestort
  4. uitstortend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uitstorten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arroser gieten; schenken; uitstorten begieten; besproeien; bespuiten; bevochtigen; gieten op; opgieten; sproeien; water geven
déverser gieten; schenken; uitstorten afrollen; afscheiden; afvoeren; doen wegvloeien; ledigen; leeggieten; leegmaken; leegstorten; lozen; ontrollen; overhevelen; overtappen; spuien; uit de weg gaan; uitgieten; uitrollen; uitscheiden; uitschenken; uitstoten; uitwateren; uitwerpen; uitwijken; water afvoeren; water lozen
verser gieten; schenken; uitstorten bijstorten; binnen gieten; cadeau doen; cadeau geven; deponeren; distribueren; doneren; geld overmaken; geven; gieten op; iemand iets toedienen; ingeven; ledigen; leegdrinken; leeggieten; leegmaken; op rekening storten; opdrinken; opgieten; overboeken; overgieten; overschenken; overschrijven; overstorten; overzenden; ronddelen; schenken; storten; uitdrinken; uitgieten; uitkeren; uitreiken; uitschenken; verdelen; vergieten; verstrekken
vider gieten; schenken; uitstorten ledigen; leegdrinken; leeggieten; leeghalen; leegmaken; leegplunderen; leegpompen; leegroven; leegstelen; leegstorten; legen; lossen; opdrinken; opgebruiken; opkrijgen; opmaken; plunderen; uitdrinken; uitgieten; uitgooien; uithalen; uitknijpen; uitladen; uitpersen; uitpompen; uitschenken; uitwerpen; uitzuigen

Wiktionary: uitstorten

uitstorten
verb
  1. Faire cesser d’être gonfler ; Permettre au fluide contenu de s’échapper.

Cross Translation:
FromToVia
uitstorten verser pour — to cause to flow in a stream