Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitstoot (Nederlands) in het Frans
uitstoot:
-
de uitstoot (emissie)
-
de uitstoot (ontslaan van werknemers; ontslag)
-
de uitstoot (uitstoting)
Vertaal Matrix voor uitstoot:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
congé | ontslaan van werknemers; ontslag; uitstoot | congé; huuropzegging; snipperdag; vakantie; verlof; verlofjaar; verloftijd |
démission | ontslaan van werknemers; ontslag; uitstoot | aftreden; aftreding; onttrekken; onttrekking; terugtreding; uittreding; vertrekken; weggaan |
excommunication | uitstoot; uitstoting | ban; kerkban |
expulsion | uitstoot; uitstoting | ballingschap; deportatie; diskwalificaties; expulsie; uitbanning; uitsluitingen; uitwijzing; verbanning; verjaging |
émission | emissie; uitstoot | afgifte; programma; radio; radio-uitzending; radioprogramma; uitdeling; uitgaaf; uitgifte; uitreiking; uitzending; verstrekking |
uitstoten:
-
uitstoten (uitbannen; verbannen; verdrijven; bannen; uitzetten; uitwijzen; verjagen; bezweren; wegjagen)
bannir; chasser; exiler; mettre au ban; expulser; exorciser-
bannir werkwoord (bannis, bannit, bannissons, bannissez, bannissent, bannissais, bannissait, bannissions, bannissiez, bannissaient, bannîmes, bannîtes, bannirent, bannirai, banniras, bannira, bannirons, bannirez, banniront)
-
chasser werkwoord (chasse, chasses, chassons, chassez, chassent, chassais, chassait, chassions, chassiez, chassaient, chassai, chassas, chassa, chassâmes, chassâtes, chassèrent, chasserai, chasseras, chassera, chasserons, chasserez, chasseront)
-
exiler werkwoord (exile, exiles, exilons, exilez, exilent, exilais, exilait, exilions, exiliez, exilaient, exilai, exilas, exila, exilâmes, exilâtes, exilèrent, exilerai, exileras, exilera, exilerons, exilerez, exileront)
-
mettre au ban werkwoord
-
expulser werkwoord (expulse, expulses, expulsons, expulsez, expulsent, expulsais, expulsait, expulsions, expulsiez, expulsaient, expulsai, expulsas, expulsa, expulsâmes, expulsâtes, expulsèrent, expulserai, expulseras, expulsera, expulserons, expulserez, expulseront)
-
exorciser werkwoord (exorcise, exorcises, exorcisons, exorcisez, exorcisent, exorcisais, exorcisait, exorcisions, exorcisiez, exorcisaient, exorcisai, exorcisas, exorcisa, exorcisâmes, exorcisâtes, exorcisèrent, exorciserai, exorciseras, exorcisera, exorciserons, exorciserez, exorciseront)
-
-
uitstoten (lozen; afvoeren; afscheiden; uitscheiden; uitwerpen)
éjecter; décharger; excréter; dégager; évacuer; déporter; déverser-
éjecter werkwoord (éjecte, éjectes, éjectons, éjectez, éjectent, éjectais, éjectait, éjections, éjectiez, éjectaient, éjectai, éjectas, éjecta, éjectâmes, éjectâtes, éjectèrent, éjecterai, éjecteras, éjectera, éjecterons, éjecterez, éjecteront)
-
décharger werkwoord (décharge, décharges, déchargons, déchargez, déchargent, déchargais, déchargait, déchargions, déchargiez, déchargaient, déchargai, déchargas, décharga, déchargâmes, déchargâtes, déchargèrent, déchargerai, déchargeras, déchargera, déchargerons, déchargerez, déchargeront)
-
excréter werkwoord (excrète, excrètes, excrétons, excrétez, excrètent, excrétais, excrétait, excrétions, excrétiez, excrétaient, excrétai, excrétas, excréta, excrétâmes, excrétâtes, excrétèrent, excréterai, excréteras, excrétera, excréterons, excréterez, excréteront)
-
dégager werkwoord (dégage, dégages, dégagons, dégagez, dégagent, dégagais, dégagait, dégagions, dégagiez, dégagaient, dégagai, dégagas, dégaga, dégagâmes, dégagâtes, dégagèrent, dégagerai, dégageras, dégagera, dégagerons, dégagerez, dégageront)
-
évacuer werkwoord (évacue, évacues, évacuons, évacuez, évacuent, évacuais, évacuait, évacuions, évacuiez, évacuaient, évacuai, évacuas, évacua, évacuâmes, évacuâtes, évacuèrent, évacuerai, évacueras, évacuera, évacuerons, évacuerez, évacueront)
-
déporter werkwoord (déporte, déportes, déportons, déportez, déportent, déportais, déportait, déportions, déportiez, déportaient, déportai, déportas, déporta, déportâmes, déportâtes, déportèrent, déporterai, déporteras, déportera, déporterons, déporterez, déporteront)
-
déverser werkwoord (déverse, déverses, déversons, déversez, déversent, déversais, déversait, déversions, déversiez, déversaient, déversai, déversas, déversa, déversâmes, déversâtes, déversèrent, déverserai, déverseras, déversera, déverserons, déverserez, déverseront)
-
Conjugations for uitstoten:
o.t.t.
- stoot uit
- stoot uit
- stoot uit
- stoten uit
- stoten uit
- stoten uit
o.v.t.
- stootte uit
- stootte uit
- stootte uit
- stootte uit
- stootte uit
- stootte uit
v.t.t.
- ben uitgestoten
- bent uitgestoten
- is uitgestoten
- zijn uitgestoten
- zijn uitgestoten
- zijn uitgestoten
v.v.t.
- was uitgestoten
- was uitgestoten
- was uitgestoten
- waren uitgestoten
- waren uitgestoten
- waren uitgestoten
o.t.t.t.
- zal uitstoten
- zult uitstoten
- zal uitstoten
- zullen uitstoten
- zullen uitstoten
- zullen uitstoten
o.v.t.t.
- zou uitstoten
- zou uitstoten
- zou uitstoten
- zouden uitstoten
- zouden uitstoten
- zouden uitstoten
diversen
- stoot uit!
- stoot uit!
- uitgestoten
- uitstotend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor uitstoten:
Wiktionary: uitstoten
uitstoten
verb
-
Écarter du pouvoir