Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. uitsmeren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitsmeren (Nederlands) in het Frans

uitsmeren:

uitsmeren werkwoord (smeer uit, smeert uit, smeerde uit, smeerden uit, uitgesmeerd)

  1. uitsmeren
    échelonner; étaler; étendre
    • échelonner werkwoord (échelonne, échelonnes, échelonnons, échelonnez, )
    • étaler werkwoord (étale, étales, étalons, étalez, )
    • étendre werkwoord (étends, étend, étendons, étendez, )

Conjugations for uitsmeren:

o.t.t.
  1. smeer uit
  2. smeert uit
  3. smeert uit
  4. smeren uit
  5. smeren uit
  6. smeren uit
o.v.t.
  1. smeerde uit
  2. smeerde uit
  3. smeerde uit
  4. smeerden uit
  5. smeerden uit
  6. smeerden uit
v.t.t.
  1. heb uitgesmeerd
  2. hebt uitgesmeerd
  3. heeft uitgesmeerd
  4. hebben uitgesmeerd
  5. hebben uitgesmeerd
  6. hebben uitgesmeerd
v.v.t.
  1. had uitgesmeerd
  2. had uitgesmeerd
  3. had uitgesmeerd
  4. hadden uitgesmeerd
  5. hadden uitgesmeerd
  6. hadden uitgesmeerd
o.t.t.t.
  1. zal uitsmeren
  2. zult uitsmeren
  3. zal uitsmeren
  4. zullen uitsmeren
  5. zullen uitsmeren
  6. zullen uitsmeren
o.v.t.t.
  1. zou uitsmeren
  2. zou uitsmeren
  3. zou uitsmeren
  4. zouden uitsmeren
  5. zouden uitsmeren
  6. zouden uitsmeren
en verder
  1. ben uitgesmeerd
  2. bent uitgesmeerd
  3. is uitgesmeerd
  4. zijn uitgesmeerd
  5. zijn uitgesmeerd
  6. zijn uitgesmeerd
diversen
  1. smeer uit!
  2. smeert uit!
  3. uitgesmeerd
  4. uitsmerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uitsmeren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
échelonner uitsmeren
étaler uitsmeren afsteken; eruit springen; etaleren; exposeren; geuren; in het oog lopen; klaar leggen; ontvouwen; openspreiden; openvouwen; opvallen; pralen; pronken; rondstrooien; te kijk lopen met; tentoonspreiden; tentoonstellen; tonen; uitdijen; uitklappen; uitslaan; uitspreiden; uitspringen; uitstallen; uitsteken; uitvouwen; uitzaaien; uitzenden; uitzwellen; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien; vertonen; voor ogen brengen
étendre uitsmeren aangeven; aanreiken; breder maken; expanderen; geven; klaar leggen; naar buiten hangen; ontvouwen; openen; openspreiden; openvouwen; oprekken; opspannen; reiken; rekken; rondstrooien; spannen; talrijker maken; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uithangen; uitklappen; uitrekken; uitslaan; uitspreiden; uitvouwen; uitzaaien; uitzenden; uitzwellen; verbreden; verbreiden; verbreider; verdeler; verdiepen; vergroten; verlengen; vermeerderen; verruimen; verspreiden; verstrooien; verwijden

Wiktionary: uitsmeren


Cross Translation:
FromToVia
uitsmeren badigeonner smear — to spread (a substance)
uitsmeren étaler spread — to smear, distribute in a thin layer