Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitschenken (Nederlands) in het Frans
uitschenken:
-
uitschenken
débarrasser; déverser; verser; boire; vider; décharger; évacuer; se vider-
débarrasser werkwoord (débarrasse, débarrasses, débarrassons, débarrassez, débarrassent, débarrassais, débarrassait, débarrassions, débarrassiez, débarrassaient, débarrassai, débarrassas, débarrassa, débarrassâmes, débarrassâtes, débarrassèrent, débarrasserai, débarrasseras, débarrassera, débarrasserons, débarrasserez, débarrasseront)
-
déverser werkwoord (déverse, déverses, déversons, déversez, déversent, déversais, déversait, déversions, déversiez, déversaient, déversai, déversas, déversa, déversâmes, déversâtes, déversèrent, déverserai, déverseras, déversera, déverserons, déverserez, déverseront)
-
verser werkwoord (verse, verses, versons, versez, versent, versais, versait, versions, versiez, versaient, versai, versas, versa, versâmes, versâtes, versèrent, verserai, verseras, versera, verserons, verserez, verseront)
-
boire werkwoord (bois, boit, buvons, buvez, boivent, buvais, buvait, buvions, buviez, buvaient, bus, but, bûmes, bûtes, burent, boirai, boiras, boira, boirons, boirez, boiront)
-
vider werkwoord (vide, vides, vidons, videz, vident, vidais, vidait, vidions, vidiez, vidaient, vidai, vidas, vida, vidâmes, vidâtes, vidèrent, viderai, videras, videra, viderons, viderez, videront)
-
décharger werkwoord (décharge, décharges, déchargons, déchargez, déchargent, déchargais, déchargait, déchargions, déchargiez, déchargaient, déchargai, déchargas, décharga, déchargâmes, déchargâtes, déchargèrent, déchargerai, déchargeras, déchargera, déchargerons, déchargerez, déchargeront)
-
évacuer werkwoord (évacue, évacues, évacuons, évacuez, évacuent, évacuais, évacuait, évacuions, évacuiez, évacuaient, évacuai, évacuas, évacua, évacuâmes, évacuâtes, évacuèrent, évacuerai, évacueras, évacuera, évacuerons, évacuerez, évacueront)
-
se vider werkwoord
-
Conjugations for uitschenken:
o.t.t.
- schenk uit
- schenkt uit
- schenkt uit
- schenken uit
- schenken uit
- schenken uit
o.v.t.
- schonk uit
- schonk uit
- schonk uit
- schonken uit
- schonken uit
- schonken uit
v.t.t.
- heb uitgeschonken
- hebt uitgeschonken
- heeft uitgeschonken
- hebben uitgeschonken
- hebben uitgeschonken
- hebben uitgeschonken
v.v.t.
- had uitgeschonken
- had uitgeschonken
- had uitgeschonken
- hadden uitgeschonken
- hadden uitgeschonken
- hadden uitgeschonken
o.t.t.t.
- zal uitschenken
- zult uitschenken
- zal uitschenken
- zullen uitschenken
- zullen uitschenken
- zullen uitschenken
o.v.t.t.
- zou uitschenken
- zou uitschenken
- zou uitschenken
- zouden uitschenken
- zouden uitschenken
- zouden uitschenken
en verder
- ben uitgeschonken
- bent uitgeschonken
- is uitgeschonken
- zijn uitgeschonken
- zijn uitgeschonken
- zijn uitgeschonken
diversen
- schenk uit!
- schenkt uit!
- uitgeschonken
- uitschenkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor uitschenken:
Computer vertaling door derden: