Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. uitleveren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitleveren (Nederlands) in het Frans

uitleveren:

uitleveren werkwoord (lever uit, levert uit, leverde uit, leverden uit, uitgeleeefd)

  1. uitleveren (capituleren; opgeven; zich overgeven; overgeven)
    capituler; se rendre; rendre les armes; se livrer; déposer; céder
    • capituler werkwoord (capitule, capitules, capitulons, capitulez, )
    • se rendre werkwoord
    • rendre les armes werkwoord
    • se livrer werkwoord
    • déposer werkwoord (dépose, déposes, déposons, déposez, )
    • céder werkwoord (cède, cèdes, cédons, cédez, )

Conjugations for uitleveren:

o.t.t.
  1. lever uit
  2. levert uit
  3. levert uit
  4. leveren uit
  5. leveren uit
  6. leveren uit
o.v.t.
  1. leverde uit
  2. leverde uit
  3. leverde uit
  4. leverden uit
  5. leverden uit
  6. leverden uit
v.t.t.
  1. heb uitgeleeefd
  2. hebt uitgeleeefd
  3. heeft uitgeleeefd
  4. hebben uitgeleeefd
  5. hebben uitgeleeefd
  6. hebben uitgeleeefd
v.v.t.
  1. had uitgeleeefd
  2. had uitgeleeefd
  3. had uitgeleeefd
  4. hadden uitgeleeefd
  5. hadden uitgeleeefd
  6. hadden uitgeleeefd
o.t.t.t.
  1. zal uitleveren
  2. zult uitleveren
  3. zal uitleveren
  4. zullen uitleveren
  5. zullen uitleveren
  6. zullen uitleveren
o.v.t.t.
  1. zou uitleveren
  2. zou uitleveren
  3. zou uitleveren
  4. zouden uitleveren
  5. zouden uitleveren
  6. zouden uitleveren
en verder
  1. ben uitgeleeefd
  2. bent uitgeleeefd
  3. is uitgeleeefd
  4. zijn uitgeleeefd
  5. zijn uitgeleeefd
  6. zijn uitgeleeefd
diversen
  1. lever uit!
  2. levert uit!
  3. uitgeleeefd
  4. uitlevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uitleveren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
capituler capituleren; opgeven; overgeven; uitleveren; zich overgeven capituleren; opgeven; toegeven; zich over geven; zich overgeven
céder capituleren; opgeven; overgeven; uitleveren; zich overgeven afleggen; afstaan; als waar erkennen; bezwijken; cadeau doen; cadeau geven; doorbuigen; doorzakken; erkennen; het onderspit delven; overgeven; schenken; strijd verliezen; tenondergaan; toegeven; wijken; zwichten
déposer capituleren; opgeven; overgeven; uitleveren; zich overgeven aangeven; aanreiken; afgeven; deponeren; geven; iets neerleggen; leggen; neerleggen; neervlijen; neerzetten; onderuit halen; ontzetten; overgeven; overhandigen; plaatsen; posten; posteren; stationeren; storten; toesteken; uit de macht ontzetten; versturen; wegleggen; zenden; zetten
rendre les armes capituleren; opgeven; overgeven; uitleveren; zich overgeven
se livrer capituleren; opgeven; overgeven; uitleveren; zich overgeven
se rendre capituleren; opgeven; overgeven; uitleveren; zich overgeven capituleren; opgeven; overgeven; strijd opgeven; toegeven; zich over geven; zich overgeven

Verwante definities voor "uitleveren":

  1. aan de rechtbank van een ander land overdragen1
    • de verdachte werd uitgeleverd aan Frankrijk1

Wiktionary: uitleveren

uitleveren
verb
  1. een gevangene in handen van een andere autoriteit overdragen

Cross Translation:
FromToVia
uitleveren extrader extradite — to remove a person from one state to another by legal process
uitleveren poster; expédier ship — to send a parcel or container