Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- uitleggen:
-
Wiktionary:
- uitleggen → expliquer, élargir, allonger, étaler, dérouler, agrandir, développer, prolonger
- uitleggen → gloser, articuler, expliquer, comprendre, élucider, interpréter
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitleggen (Nederlands) in het Frans
uitleggen:
-
uitleggen (begrijpelijk maken; verklaren; toelichten; ophelderen; opklaren)
expliquer; éclaircir; clarifier; préciser; illustrer; tirer au clair-
expliquer werkwoord (explique, expliques, expliquons, expliquez, expliquent, expliquais, expliquait, expliquions, expliquiez, expliquaient, expliquai, expliquas, expliqua, expliquâmes, expliquâtes, expliquèrent, expliquerai, expliqueras, expliquera, expliquerons, expliquerez, expliqueront)
-
éclaircir werkwoord (éclaircis, éclaircit, éclaircissons, éclaircissez, éclaircissent, éclaircissais, éclaircissait, éclaircissions, éclaircissiez, éclaircissaient, éclaircîmes, éclaircîtes, éclaircirent, éclaircirai, éclairciras, éclaircira, éclaircirons, éclaircirez, éclairciront)
-
clarifier werkwoord (clarifie, clarifies, clarifions, clarifiez, clarifient, clarifiais, clarifiait, clarifiions, clarifiiez, clarifiaient, clarifiai, clarifias, clarifia, clarifiâmes, clarifiâtes, clarifièrent, clarifierai, clarifieras, clarifiera, clarifierons, clarifierez, clarifieront)
-
préciser werkwoord (précise, précises, précisons, précisez, précisent, précisais, précisait, précisions, précisiez, précisaient, précisai, précisas, précisa, précisâmes, précisâtes, précisèrent, préciserai, préciseras, précisera, préciserons, préciserez, préciseront)
-
illustrer werkwoord (illustre, illustres, illustrons, illustrez, illustrent, illustrais, illustrait, illustrions, illustriez, illustraient, illustrai, illustras, illustra, illustrâmes, illustrâtes, illustrèrent, illustrerai, illustreras, illustrera, illustrerons, illustrerez, illustreront)
-
tirer au clair werkwoord
-
-
uitleggen (verduidelijken; uiteenzetten; ontvouwen)
expliquer; éclaircir; faire comprendre-
expliquer werkwoord (explique, expliques, expliquons, expliquez, expliquent, expliquais, expliquait, expliquions, expliquiez, expliquaient, expliquai, expliquas, expliqua, expliquâmes, expliquâtes, expliquèrent, expliquerai, expliqueras, expliquera, expliquerons, expliquerez, expliqueront)
-
éclaircir werkwoord (éclaircis, éclaircit, éclaircissons, éclaircissez, éclaircissent, éclaircissais, éclaircissait, éclaircissions, éclaircissiez, éclaircissaient, éclaircîmes, éclaircîtes, éclaircirent, éclaircirai, éclairciras, éclaircira, éclaircirons, éclaircirez, éclairciront)
-
faire comprendre werkwoord
-
-
uitleggen (nader verklaren; verduidelijken; toelichten; uiteenzetten)
clarifier; expliquer; élucider; éclaircir; commenter-
clarifier werkwoord (clarifie, clarifies, clarifions, clarifiez, clarifient, clarifiais, clarifiait, clarifiions, clarifiiez, clarifiaient, clarifiai, clarifias, clarifia, clarifiâmes, clarifiâtes, clarifièrent, clarifierai, clarifieras, clarifiera, clarifierons, clarifierez, clarifieront)
-
expliquer werkwoord (explique, expliques, expliquons, expliquez, expliquent, expliquais, expliquait, expliquions, expliquiez, expliquaient, expliquai, expliquas, expliqua, expliquâmes, expliquâtes, expliquèrent, expliquerai, expliqueras, expliquera, expliquerons, expliquerez, expliqueront)
-
élucider werkwoord
-
éclaircir werkwoord (éclaircis, éclaircit, éclaircissons, éclaircissez, éclaircissent, éclaircissais, éclaircissait, éclaircissions, éclaircissiez, éclaircissaient, éclaircîmes, éclaircîtes, éclaircirent, éclaircirai, éclairciras, éclaircira, éclaircirons, éclaircirez, éclairciront)
-
commenter werkwoord (commente, commentes, commentons, commentez, commentent, commentais, commentait, commentions, commentiez, commentaient, commentai, commentas, commenta, commentâmes, commentâtes, commentèrent, commenterai, commenteras, commentera, commenterons, commenterez, commenteront)
-
Conjugations for uitleggen:
o.t.t.
- leg uit
- legt uit
- legt uit
- leggen uit
- leggen uit
- leggen uit
o.v.t.
- legde uit
- legde uit
- legde uit
- legden uit
- legden uit
- legden uit
v.t.t.
- heb uitgelegd
- hebt uitgelegd
- heeft uitgelegd
- hebben uitgelegd
- hebben uitgelegd
- hebben uitgelegd
v.v.t.
- had uitgelegd
- had uitgelegd
- had uitgelegd
- hadden uitgelegd
- hadden uitgelegd
- hadden uitgelegd
o.t.t.t.
- zal uitleggen
- zult uitleggen
- zal uitleggen
- zullen uitleggen
- zullen uitleggen
- zullen uitleggen
o.v.t.t.
- zou uitleggen
- zou uitleggen
- zou uitleggen
- zouden uitleggen
- zouden uitleggen
- zouden uitleggen
en verder
- ben uitgelegd
- bent uitgelegd
- is uitgelegd
- zijn uitgelegd
- zijn uitgelegd
- zijn uitgelegd
diversen
- leg uit!
- legt uit!
- uitgelegd
- uitleggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor uitleggen:
Synoniemen voor "uitleggen":
Antoniemen van "uitleggen":
Verwante definities voor "uitleggen":
Wiktionary: uitleggen
uitleggen
Cross Translation:
verb
uitleggen
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitleggen | → articuler | ↔ articulate — to clarify |
• uitleggen | → expliquer; comprendre | ↔ construe — to interpret or explain the meaning of something |
• uitleggen | → élucider; expliquer | ↔ elucidate — make clear |
• uitleggen | → expliquer | ↔ explain — report |
• uitleggen | → interpréter | ↔ render — To interpret |
• uitleggen | → expliquer | ↔ erklären — (transitiv) jemandem etwas lehrend beschreiben, erläutern, verlautbaren; auf eine Ursache zurückführen |