Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitkrijgen (Nederlands) in het Frans
uitkrijgen:
-
uitkrijgen
finir; terminer-
finir werkwoord (finis, finit, finissons, finissez, finissent, finissais, finissait, finissions, finissiez, finissaient, finîmes, finîtes, finirent, finirai, finiras, finira, finirons, finirez, finiront)
-
terminer werkwoord (termine, termines, terminons, terminez, terminent, terminais, terminait, terminions, terminiez, terminaient, terminai, terminas, termina, terminâmes, terminâtes, terminèrent, terminerai, termineras, terminera, terminerons, terminerez, termineront)
-
Conjugations for uitkrijgen:
o.t.t.
- krijg uit
- krijgt uit
- krijgt uit
- krijgen uit
- krijgen uit
- krijgen uit
o.v.t.
- kreeg uit
- kreeg uit
- kreeg uit
- kregen uit
- kregen uit
- kregen uit
v.t.t.
- heb uitgekregen
- hebt uitgekregen
- heeft uitgekregen
- hebben uitgekregen
- hebben uitgekregen
- hebben uitgekregen
v.v.t.
- had uitgekregen
- had uitgekregen
- had uitgekregen
- hadden uitgekregen
- hadden uitgekregen
- hadden uitgekregen
o.t.t.t.
- zal uitkrijgen
- zult uitkrijgen
- zal uitkrijgen
- zullen uitkrijgen
- zullen uitkrijgen
- zullen uitkrijgen
o.v.t.t.
- zou uitkrijgen
- zou uitkrijgen
- zou uitkrijgen
- zouden uitkrijgen
- zouden uitkrijgen
- zouden uitkrijgen
en verder
- ben uitgekregen
- bent uitgekregen
- is uitgekregen
- zijn uitgekregen
- zijn uitgekregen
- zijn uitgekregen
diversen
- krijg uit!
- krijgt uit!
- uitgekregen
- uitkrijgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor uitkrijgen:
Wiktionary: uitkrijgen
uitkrijgen
verb
-
Déplacer vers le haut.
Computer vertaling door derden: