Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. uitgeknepen:
  2. uitknijpen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitgeknepen (Nederlands) in het Frans

uitgeknepen:

uitgeknepen bijvoeglijk naamwoord

  1. uitgeknepen (uitgedrukt)
    pressé

Vertaal Matrix voor uitgeknepen:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pressé uitgedrukt; uitgeknepen dringend; gauw; gehaast; gejaagd; gestressed; haastend; haastig; ijlings; inderhaast; jachtig; klemmend; met spoed; spoedeisend; urgent

uitknijpen:

uitknijpen werkwoord (knijp uit, knijpt uit, kneep uit, knepen uit, uitgeknepen)

  1. uitknijpen (leeghalen; plunderen; uitzuigen; uitpersen)
    vider; tirailler; exploiter; dévaliser
    • vider werkwoord (vide, vides, vidons, videz, )
    • tirailler werkwoord (tiraille, tirailles, tiraillons, tiraillez, )
    • exploiter werkwoord (exploite, exploites, exploitons, exploitez, )
    • dévaliser werkwoord (dévalise, dévalises, dévalisons, dévalisez, )
  2. uitknijpen (leegknijpen; uitdrukken)
    exprimer; pincer; presser; éteindre
    • exprimer werkwoord (exprime, exprimes, exprimons, exprimez, )
    • pincer werkwoord (pince, pinces, pinçons, pincez, )
    • presser werkwoord (presse, presses, pressons, pressez, )
    • éteindre werkwoord (éteins, éteint, éteignons, éteignez, )

Conjugations for uitknijpen:

o.t.t.
  1. knijp uit
  2. knijpt uit
  3. knijpt uit
  4. knijpen uit
  5. knijpen uit
  6. knijpen uit
o.v.t.
  1. kneep uit
  2. kneep uit
  3. kneep uit
  4. knepen uit
  5. knepen uit
  6. knepen uit
v.t.t.
  1. heb uitgeknepen
  2. hebt uitgeknepen
  3. heeft uitgeknepen
  4. hebben uitgeknepen
  5. hebben uitgeknepen
  6. hebben uitgeknepen
v.v.t.
  1. had uitgeknepen
  2. had uitgeknepen
  3. had uitgeknepen
  4. hadden uitgeknepen
  5. hadden uitgeknepen
  6. hadden uitgeknepen
o.t.t.t.
  1. zal uitknijpen
  2. zult uitknijpen
  3. zal uitknijpen
  4. zullen uitknijpen
  5. zullen uitknijpen
  6. zullen uitknijpen
o.v.t.t.
  1. zou uitknijpen
  2. zou uitknijpen
  3. zou uitknijpen
  4. zouden uitknijpen
  5. zouden uitknijpen
  6. zouden uitknijpen
en verder
  1. ben uitgeknepen
  2. bent uitgeknepen
  3. is uitgeknepen
  4. zijn uitgeknepen
  5. zijn uitgeknepen
  6. zijn uitgeknepen
diversen
  1. knijp uit!
  2. knijpt uit!
  3. uitgeknepen
  4. uitknijpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uitknijpen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dévaliser leeghalen; plunderen; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen beroven; bestelen; binnen breken; een inbraak doen; inbreken; leegplunderen; plunderen; roven; uitplunderen
exploiter leeghalen; plunderen; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen beroven; exploiteren; munt uitslaan; ontdoen; ontginnen; profiteren; uitbuiten; voor landbouw klaar maken; voordeel trekken; woekeren
exprimer leegknijpen; uitdrukken; uitknijpen beschrijven; formuleren; fraseren; in een formule brengen; overbrengen; spuien; tot uitdrukking brengen; translateren; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; verbaliseren; vertalen; vertolken; verwoorden; weergeven
pincer leegknijpen; uitdrukken; uitknijpen dichtknijpen; grijpen; klauwen; klemmen; knellen; omklemmen; pakken; strak zitten; tokkelen; vangen; vastknijpen; vatten; verstrikken
presser leegknijpen; uitdrukken; uitknijpen aandringen; aandrukken; aanhouden; aanjagen; aanpoten; aansporen; aanzetten; accelereren; bespoedigen; comprimeren; dichtknijpen; drukken; haast maken; haasten; ijlen; inpersen; jachten; jagen; jakkeren; klemmen; knellen; leegknijpen; omklemmen; omwoelen; op iets aandringen; opdrijven; ophitsen; opjagen; opjutten; oppersen; overhaasten; persen; porren; reppen; samendrukken; samenpersen; spoeden; strak zitten; tot spoed aanzetten; uitpersen; vastdrukken; vastknijpen; verhaasten; versnellen; voortjagen; voortmaken; zich spoeden
tirailler leeghalen; plunderen; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen iets uitschudden
vider leeghalen; plunderen; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen gieten; ledigen; leegdrinken; leeggieten; leeghalen; leegmaken; leegplunderen; leegpompen; leegroven; leegstelen; leegstorten; legen; lossen; opdrinken; opgebruiken; opkrijgen; opmaken; plunderen; schenken; uitdrinken; uitgieten; uitgooien; uithalen; uitladen; uitpompen; uitschenken; uitstorten; uitwerpen
éteindre leegknijpen; uitdrukken; uitknijpen blussen; dof maken; doven; smoren; uitblussen; uitdoen; uitdoven; uitdraaien

Wiktionary: uitknijpen


Cross Translation:
FromToVia
uitknijpen exprimer squeeze out — used other than as an idiom, to squeeze out