Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitdruppelen (Nederlands) in het Frans
uitdruppelen:
-
uitdruppelen (druppelen; afdruipen; sijpelen; droppen; druipen; druppen; druppels laten vallen)
couler; dégoutter; ruisseler; suinter; dégouliner; goutter; s'égoutter-
couler werkwoord (coule, coules, coulons, coulez, coulent, coulais, coulait, coulions, couliez, coulaient, coulai, coulas, coula, coulâmes, coulâtes, coulèrent, coulerai, couleras, coulera, coulerons, coulerez, couleront)
-
dégoutter werkwoord (dégoutte, dégouttes, dégouttons, dégouttez, dégouttent, dégouttais, dégouttait, dégouttions, dégouttiez, dégouttaient, dégouttai, dégouttas, dégoutta, dégouttâmes, dégouttâtes, dégouttèrent, dégoutterai, dégoutteras, dégouttera, dégoutterons, dégoutterez, dégoutteront)
-
ruisseler werkwoord (ruisselle, ruisselles, ruisselons, ruisselez, ruissellent, ruisselais, ruisselait, ruisselions, ruisseliez, ruisselaient, ruisselai, ruisselas, ruissela, ruisselâmes, ruisselâtes, ruisselèrent, ruissellerai, ruisselleras, ruissellera, ruissellerons, ruissellerez, ruisselleront)
-
suinter werkwoord (suinte, suintes, suintons, suintez, suintent, suintais, suintait, suintions, suintiez, suintaient, suintai, suintas, suinta, suintâmes, suintâtes, suintèrent, suinterai, suinteras, suintera, suinterons, suinterez, suinteront)
-
dégouliner werkwoord (dégouline, dégoulines, dégoulinons, dégoulinez, dégoulinent, dégoulinais, dégoulinait, dégoulinions, dégouliniez, dégoulinaient, dégoulinai, dégoulinas, dégoulina, dégoulinâmes, dégoulinâtes, dégoulinèrent, dégoulinerai, dégoulineras, dégoulinera, dégoulinerons, dégoulinerez, dégoulineront)
-
goutter werkwoord (goutte, gouttes, gouttons, gouttez, gouttent, gouttais, gouttait, gouttions, gouttiez, gouttaient, gouttai, gouttas, goutta, gouttâmes, gouttâtes, gouttèrent, goutterai, goutteras, gouttera, goutterons, goutterez, goutteront)
-
s'égoutter werkwoord
-
-
uitdruppelen (uitdruipen; uitlekken; afdruipen; afdruppelen)
Conjugations for uitdruppelen:
o.t.t.
- druppel uit
- druppelt uit
- druppelt uit
- druppelen uit
- druppelen uit
- druppelen uit
o.v.t.
- druppelde uit
- druppelde uit
- druppelde uit
- druppelden uit
- druppelden uit
- druppelden uit
v.t.t.
- ben uitgedruppeld
- bent uitgedruppeld
- is uitgedruppeld
- zijn uitgedruppeld
- zijn uitgedruppeld
- zijn uitgedruppeld
v.v.t.
- was uitgedruppeld
- was uitgedruppeld
- was uitgedruppeld
- waren uitgedruppeld
- waren uitgedruppeld
- waren uitgedruppeld
o.t.t.t.
- zal uitdruppelen
- zult uitdruppelen
- zal uitdruppelen
- zullen uitdruppelen
- zullen uitdruppelen
- zullen uitdruppelen
o.v.t.t.
- zou uitdruppelen
- zou uitdruppelen
- zou uitdruppelen
- zouden uitdruppelen
- zouden uitdruppelen
- zouden uitdruppelen
diversen
- druppel uit!
- druppelt uit!
- uitgedruppeld
- uitdruppelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
uitdruppelen (uitdruipen; afdruppelen; afdruipen)
Vertaal Matrix voor uitdruppelen:
Computer vertaling door derden: