Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uit werken gaan (Nederlands) in het Frans
uit werken gaan:
-
uit werken gaan (werkzaam zijn)
travailler; avoir du travail-
travailler werkwoord (travaille, travailles, travaillons, travaillez, travaillent, travaillais, travaillait, travaillions, travailliez, travaillaient, travaillai, travaillas, travailla, travaillâmes, travaillâtes, travaillèrent, travaillerai, travailleras, travaillera, travaillerons, travaillerez, travailleront)
-
avoir du travail werkwoord
-
Vertaal Matrix voor uit werken gaan:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
avoir du travail | uit werken gaan; werkzaam zijn | |
travailler | uit werken gaan; werkzaam zijn | arbeiden; boetseren; instuderen; leren; modelleren; vorm geven; vormen; werken |
Computer vertaling door derden: