Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uit de grond schieten (Nederlands) in het Frans
uit de grond schieten:
uit de grond schieten werkwoord (schiet uit de grond, schoot uit de grond, schoten uit de grond, uit de grond geschoten)
-
uit de grond schieten (opschieten; omhoog schieten)
pousser vigoureusement; grandir; pousser; surgir-
pousser vigoureusement werkwoord
-
grandir werkwoord (grandis, grandit, grandissons, grandissez, grandissent, grandissais, grandissait, grandissions, grandissiez, grandissaient, grandîmes, grandîtes, grandirent, grandirai, grandiras, grandira, grandirons, grandirez, grandiront)
-
pousser werkwoord (pousse, pousses, poussons, poussez, poussent, poussais, poussait, poussions, poussiez, poussaient, poussai, poussas, poussa, poussâmes, poussâtes, poussèrent, pousserai, pousseras, poussera, pousserons, pousserez, pousseront)
-
surgir werkwoord (surgis, surgit, surgissons, surgissez, surgissent, surgissais, surgissait, surgissions, surgissiez, surgissaient, surgîmes, surgîtes, surgirent, surgirai, surgiras, surgira, surgirons, surgirez, surgiront)
-
Conjugations for uit de grond schieten:
o.t.t.
- schiet uit de grond
- schiet uit de grond
- schiet uit de grond
- schieten uit de grond
- schieten uit de grond
- schieten uit de grond
o.v.t.
- schoot uit de grond
- schoot uit de grond
- schoot uit de grond
- schoten uit de grond
- schoten uit de grond
- schoten uit de grond
v.t.t.
- ben uit de grond geschoten
- bent uit de grond geschoten
- is uit de grond geschoten
- zijn uit de grond geschoten
- zijn uit de grond geschoten
- zijn uit de grond geschoten
v.v.t.
- was uit de grond geschoten
- was uit de grond geschoten
- was uit de grond geschoten
- waren uit de grond geschoten
- waren uit de grond geschoten
- waren uit de grond geschoten
o.t.t.t.
- zal uit de grond schieten
- zult uit de grond schieten
- zal uit de grond schieten
- zullen uit de grond schieten
- zullen uit de grond schieten
- zullen uit de grond schieten
o.v.t.t.
- zou uit de grond schieten
- zou uit de grond schieten
- zou uit de grond schieten
- zouden uit de grond schieten
- zouden uit de grond schieten
- zouden uit de grond schieten
diversen
- schiet uit de grond!
- schiett uit de grond!
- uit de grond geschoten
- uit de grond schietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze