Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- troost:
- troosten:
-
Wiktionary:
- troost → consolation
- troost → consolation, réconfort
- troosten → consoler
- troosten → consoler, soulager
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor troost (Nederlands) in het Frans
troost:
-
de troost (troosting; vertroosting)
Vertaal Matrix voor troost:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
consolation | troost; troosting; vertroosting | bemoediging; opmontering; vertroosting |
réconfort | troost; troosting; vertroosting | aanmoediging; aansporen; aansporing; bemoediging; opmontering; opwekking; steun; stimulans; vertroosting |
soulagement | troost; troosting; vertroosting | geruststelling; herademing; leniging; matiging; mindering; moderatie; ontlasting; opluchting; solaas; stoelgang; tempering; verademing; verlichting; verzachting |
Verwante woorden van "troost":
Wiktionary: troost
troost
Cross Translation:
noun
-
steun bij verdriet of pijn
- troost → consolation
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• troost | → consolation; réconfort | ↔ solace — consolation |
• troost | → consolation; réconfort | ↔ solace — source of comfort |
troost vorm van troosten:
-
troosten (ondersteunen; bemoedigen; vertroosten; opbeuren)
appuyer; soutenir; soulager; consoler; réconforter; remonter le moral; apaiser; aider; collaborer-
appuyer werkwoord (appuie, appuies, appuyons, appuyez, appuient, appuyais, appuyait, appuyions, appuyiez, appuyaient, appuyai, appuyas, appuya, appuyâmes, appuyâtes, appuyèrent, appuierai, appuieras, appuiera, appuierons, appuierez, appuieront)
-
soutenir werkwoord (soutiens, soutient, soutenons, soutenez, soutiennent, soutenais, soutenait, soutenions, souteniez, soutenaient, soutins, soutint, soutînmes, soutîntes, soutinrent, soutiendrai, soutiendras, soutiendra, soutiendrons, soutiendrez, soutiendront)
-
soulager werkwoord (soulage, soulages, soulageons, soulagez, soulagent, soulageais, soulageait, soulagions, soulagiez, soulageaient, soulageai, soulageas, soulagea, soulageâmes, soulageâtes, soulagèrent, soulagerai, soulageras, soulagera, soulagerons, soulagerez, soulageront)
-
consoler werkwoord (console, consoles, consolons, consolez, consolent, consolais, consolait, consolions, consoliez, consolaient, consolai, consolas, consola, consolâmes, consolâtes, consolèrent, consolerai, consoleras, consolera, consolerons, consolerez, consoleront)
-
réconforter werkwoord (réconforte, réconfortes, réconfortons, réconfortez, réconfortent, réconfortais, réconfortait, réconfortions, réconfortiez, réconfortaient, réconfortai, réconfortas, réconforta, réconfortâmes, réconfortâtes, réconfortèrent, réconforterai, réconforteras, réconfortera, réconforterons, réconforterez, réconforteront)
-
remonter le moral werkwoord
-
apaiser werkwoord (apaise, apaises, apaisons, apaisez, apaisent, apaisais, apaisait, apaisions, apaisiez, apaisaient, apaisai, apaisas, apaisa, apaisâmes, apaisâtes, apaisèrent, apaiserai, apaiseras, apaisera, apaiserons, apaiserez, apaiseront)
-
aider werkwoord (aide, aides, aidons, aidez, aident, aidais, aidait, aidions, aidiez, aidaient, aidai, aidas, aida, aidâmes, aidâtes, aidèrent, aiderai, aideras, aidera, aiderons, aiderez, aideront)
-
collaborer werkwoord (collabore, collabores, collaborons, collaborez, collaborent, collaborais, collaborait, collaborions, collaboriez, collaboraient, collaborai, collaboras, collabora, collaborâmes, collaborâtes, collaborèrent, collaborerai, collaboreras, collaborera, collaborerons, collaborerez, collaboreront)
-
-
troosten (zijn heil zoeken in; sterken; laven)
Conjugations for troosten:
o.t.t.
- troost
- troost
- troost
- troosten
- troosten
- troosten
o.v.t.
- troostte
- troostte
- troostte
- troostten
- troostten
- troostten
v.t.t.
- heb getroost
- hebt getroost
- heeft getroost
- hebben getroost
- hebben getroost
- hebben getroost
v.v.t.
- had getroost
- had getroost
- had getroost
- hadden getroost
- hadden getroost
- hadden getroost
o.t.t.t.
- zal troosten
- zult troosten
- zal troosten
- zullen troosten
- zullen troosten
- zullen troosten
o.v.t.t.
- zou troosten
- zou troosten
- zou troosten
- zouden troosten
- zouden troosten
- zouden troosten
en verder
- ben getroost
- bent getroost
- is getroost
- zijn getroost
- zijn getroost
- zijn getroost
diversen
- troost!
- troostt!
- getroost
- troostend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor troosten:
Verwante woorden van "troosten":
Wiktionary: troosten
troosten
Cross Translation:
verb
troosten
-
als iemand verdriet of pijn heeft deze persoon geestelijke steun geven
- troosten → consoler
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• troosten | → consoler | ↔ comfort — to provide comfort |
• troosten | → consoler | ↔ console — to comfort |
• troosten | → soulager; consoler | ↔ solace — to give solace to |