Nederlands
Uitgebreide vertaling voor trappen (Nederlands) in het Frans
trappen:
-
trappen (trappen geven; schoppen)
botter; donner des coups de pied; frapper du pied-
botter werkwoord (botte, bottes, bottons, bottez, bottent, bottais, bottait, bottions, bottiez, bottaient, bottai, bottas, botta, bottâmes, bottâtes, bottèrent, botterai, botteras, bottera, botterons, botterez, botteront)
-
donner des coups de pied werkwoord
-
frapper du pied werkwoord
-
Conjugations for trappen:
o.t.t.
- trap
- trapt
- trapt
- trappen
- trappen
- trappen
o.v.t.
- trapte
- trapte
- trapte
- trapten
- trapten
- trapten
v.t.t.
- heb getrapt
- hebt getrapt
- heeft getrapt
- hebben getrapt
- hebben getrapt
- hebben getrapt
v.v.t.
- had getrapt
- had getrapt
- had getrapt
- hadden getrapt
- hadden getrapt
- hadden getrapt
o.t.t.t.
- zal trappen
- zult trappen
- zal trappen
- zullen trappen
- zullen trappen
- zullen trappen
o.v.t.t.
- zou trappen
- zou trappen
- zou trappen
- zouden trappen
- zouden trappen
- zouden trappen
en verder
- ben getrapt
- bent getrapt
- is getrapt
- zijn getrapt
- zijn getrapt
- zijn getrapt
diversen
- trap!
- trapt!
- getrapt
- trappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor trappen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
botter | schoppen; trappen; trappen geven | |
donner des coups de pied | schoppen; trappen; trappen geven | aftrappen |
frapper du pied | schoppen; trappen; trappen geven | stampen; stampvoeten |
- | lopen |
Verwante woorden van "trappen":
trappen vorm van trap:
-
de trap (trapje)
– schuin bouwsel met treden waarlangs je naar boven of beneden kunt 1 -
de trap (voetbeweging; schop)
– harde stoot met je voet 1 -
de trap (opgang)
– schuin bouwsel met treden waarlangs je naar boven of beneden kunt 1
-
trap