Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- transporteren:
-
Wiktionary:
- transporteren → transporter, reporter
- transporteren → reporter, transporter, camionner, charrier, porter, véhiculer
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor transporteren (Nederlands) in het Frans
transporteren:
transporteren werkwoord (transporteer, transporteert, transporteerde, transporteerden, getransporteerd)
-
transporteren (vervoeren)
transporter; déplacer-
transporter werkwoord (transporte, transportes, transportons, transportez, transportent, transportais, transportait, transportions, transportiez, transportaient, transportai, transportas, transporta, transportâmes, transportâtes, transportèrent, transporterai, transporteras, transportera, transporterons, transporterez, transporteront)
-
déplacer werkwoord (déplace, déplaces, déplaçons, déplacez, déplacent, déplaçais, déplaçait, déplacions, déplaciez, déplaçaient, déplaçai, déplaças, déplaça, déplaçâmes, déplaçâtes, déplacèrent, déplacerai, déplaceras, déplacera, déplacerons, déplacerez, déplaceront)
-
Conjugations for transporteren:
o.t.t.
- transporteer
- transporteert
- transporteert
- transporteren
- transporteren
- transporteren
o.v.t.
- transporteerde
- transporteerde
- transporteerde
- transporteerden
- transporteerden
- transporteerden
v.t.t.
- heb getransporteerd
- hebt getransporteerd
- heeft getransporteerd
- hebben getransporteerd
- hebben getransporteerd
- hebben getransporteerd
v.v.t.
- had getransporteerd
- had getransporteerd
- had getransporteerd
- hadden getransporteerd
- hadden getransporteerd
- hadden getransporteerd
o.t.t.t.
- zal transporteren
- zult transporteren
- zal transporteren
- zullen transporteren
- zullen transporteren
- zullen transporteren
o.v.t.t.
- zou transporteren
- zou transporteren
- zou transporteren
- zouden transporteren
- zouden transporteren
- zouden transporteren
en verder
- ben getransporteerd
- bent getransporteerd
- is getransporteerd
- zijn getransporteerd
- zijn getransporteerd
- zijn getransporteerd
diversen
- transporteer!
- transporteert!
- getransporteerd
- transporterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor transporteren:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
déplacer | transporteren; vervoeren | disloqueren; iets verplaatsen; opschuiven; overplaatsen; overzetten; plaats maken; roeren; standplaats veranderen; transponeren; verleggen; verplaatsen; verrijden; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten |
transporter | transporteren; vervoeren | iets transporteren; vervoeren |
Wiktionary: transporteren
transporteren
Cross Translation:
verb
transporteren
-
personen of objecten naar een andere plek brengen
- transporteren → transporter
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• transporteren | → reporter; transporter | ↔ transport — carry or bear from one place to another |
• transporteren | → transporter; camionner; charrier; porter; véhiculer | ↔ transportieren — (transitiv) (unter Zuhilfenahme eines Transportmittels) etwas oder jemanden von einem Ort an einen anderen bringen/schaffen |