Nederlands
Uitgebreide vertaling voor tooide (Nederlands) in het Frans
tooide vorm van tooien:
-
tooien (opsieren; verfraaien; opsmukken; zich mooi maken; verluchten; optuigen; opschikken)
embellir; rafraîchir; garnir; décorer; orner; maquiller; parer; farder-
embellir werkwoord (embellis, embellit, embellissons, embellissez, embellissent, embellissais, embellissait, embellissions, embellissiez, embellissaient, embellîmes, embellîtes, embellirent, embellirai, embelliras, embellira, embellirons, embellirez, embelliront)
-
rafraîchir werkwoord (rafraîchis, rafraîchit, rafraîchissons, rafraîchissez, rafraîchissent, rafraîchissais, rafraîchissait, rafraîchissions, rafraîchissiez, rafraîchissaient, rafraîchîmes, rafraîchîtes, rafraîchirent, rafraîchirai, rafraîchiras, rafraîchira, rafraîchirons, rafraîchirez, rafraîchiront)
-
garnir werkwoord (garnis, garnit, garnissons, garnissez, garnissent, garnissais, garnissait, garnissions, garnissiez, garnissaient, garnîmes, garnîtes, garnirent, garnirai, garniras, garnira, garnirons, garnirez, garniront)
-
décorer werkwoord (décore, décores, décorons, décorez, décorent, décorais, décorait, décorions, décoriez, décoraient, décorai, décoras, décora, décorâmes, décorâtes, décorèrent, décorerai, décoreras, décorera, décorerons, décorerez, décoreront)
-
orner werkwoord (orne, ornes, ornons, ornez, ornent, ornais, ornait, ornions, orniez, ornaient, ornai, ornas, orna, ornâmes, ornâtes, ornèrent, ornerai, orneras, ornera, ornerons, ornerez, orneront)
-
maquiller werkwoord (maquille, maquilles, maquillons, maquillez, maquillent, maquillais, maquillait, maquillions, maquilliez, maquillaient, maquillai, maquillas, maquilla, maquillâmes, maquillâtes, maquillèrent, maquillerai, maquilleras, maquillera, maquillerons, maquillerez, maquilleront)
-
parer werkwoord (pare, pares, parons, parez, parent, parais, parait, parions, pariez, paraient, parai, paras, para, parâmes, parâtes, parèrent, parerai, pareras, parera, parerons, parerez, pareront)
-
farder werkwoord (farde, fardes, fardons, fardez, fardent, fardais, fardait, fardions, fardiez, fardaient, fardai, fardas, farda, fardâmes, fardâtes, fardèrent, farderai, farderas, fardera, farderons, farderez, farderont)
-
-
tooien (zich mooi maken; opsmukken; opsieren; zich opsmukken)
se maquiller; se parer; se faire beau; se farder; s'embellir; se décorer-
se maquiller werkwoord
-
se parer werkwoord
-
se faire beau werkwoord
-
se farder werkwoord
-
s'embellir werkwoord
-
se décorer werkwoord
-
Conjugations for tooien:
o.t.t.
- tooi
- tooit
- tooit
- tooien
- tooien
- tooien
o.v.t.
- tooide
- tooide
- tooide
- tooiden
- tooiden
- tooiden
v.t.t.
- heb getooid
- hebt getooid
- heeft getooid
- hebben getooid
- hebben getooid
- hebben getooid
v.v.t.
- had getooid
- had getooid
- had getooid
- hadden getooid
- hadden getooid
- hadden getooid
o.t.t.t.
- zal tooien
- zult tooien
- zal tooien
- zullen tooien
- zullen tooien
- zullen tooien
o.v.t.t.
- zou tooien
- zou tooien
- zou tooien
- zouden tooien
- zouden tooien
- zouden tooien
en verder
- ben getooid
- bent getooid
- is getooid
- zijn getooid
- zijn getooid
- zijn getooid
diversen
- tooi!
- tooit!
- getooid
- tooiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het tooien (opluisteren; versieren)