Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
acrobatie
|
krachttoer; prestatie; stunt; toer
|
gegoochel; goochelarij; hoogstandje; kunststuk; stunt
|
aptitude
|
handigheid; kneep; kunst; toer; truc
|
behendigheid; bekwaamheid; bevoegd zijn; bevoegdheid; capabelheid; capaciteit; competentie; gelegenheid; geschiktheid; handigheid; kans; kunde; kundigheid; kunst; kunstgreep; kunstje; kwaliteit; mogelijkheid; ter zake kundigheid; truc
|
art
|
handigheid; kneep; kunst; toer; truc
|
behendigheid; handigheid; kunde; kundigheid; kunst; kunstgreep; kunstje; truc
|
balade
|
rit; rondreis; rondrit; tochtje; toer; tour; trip
|
gekuier; geslenter; kuier; loopje; omloop; ommetje; tochtje; uitje; wandeling; wandeltocht
|
capacité
|
handigheid; kneep; kunst; toer; truc
|
Capaciteit; bekwaamheid; capaciteit; deskundigheid; draagkracht; draagvermogen; handigheid; inhoud; inhoudsruimte; kennis van zaken; kracht; kunde; kundigheid; kwaliteit; laadruimte; laadvermogen; macht; omvatte ruimte; prestatievermogen; scheepsinhoud; scheepsruimte; ter zake kundigheid; tonnage; tonnengeld; tonnenmaat; vaardigheid; vakkundigheid; vermogen; volume
|
cercle de giration
|
draaicirkel; toer
|
|
chef-d'oeuvre
|
krachttoer; prestatie; stunt; toer
|
hoogstandje; kunststuk; kunstwerk; meesterwerk; stunt; werk
|
circuit
|
rit; rondreis; rondrit; tochtje; toer; tour; trip
|
baan; circuit; cyclus; kringloop; parcours; racebaan; ring; stadionring; stroomkring
|
compétence
|
handigheid; kneep; kunst; toer; truc
|
bekwaamheid; bevoegd zijn; bevoegdheid; capabelheid; capaciteit; competentie; deskundigheid; kennis van zaken; kunde; kundigheid; kwaliteit; mate van kunstbeheersing; techniek; ter zake kundigheid; vakkundigheid
|
connaissance
|
handigheid; kneep; kunst; toer; truc
|
bekende; bekende persoon; capabelheid; competentie; geest; geestverschijning; geleerdheid; gemoedstoestand; kennis; kennisje; medeweten; schim; spook; spookverschijning; stemming; vage kennis; verschijning; weten; wetenschap
|
connaissances
|
handigheid; kneep; kunst; toer; truc
|
geleerdheid; kennis; weten
|
excursion
|
dagreis; excursie; expeditie; gang; mars; reis; rit; rondreis; rondrit; tocht; tochtje; toer; tour; tournee; trektocht; trip; uitstapje
|
dagje uit; dagtocht; dwaaltocht; excursie; omzwerving; plezierreisje; pleziertocht; pleziertochtje; snoepreisje; tochtje; toertje; trip; uitje; uitstapje; zwerftocht
|
expédition
|
expeditie; mars; reis; rit; tocht; toer; trektocht
|
afgifte; aflevering; afzenden; bezorging; expeditie; geleverde; het zenden; leverantie; levering; posten; speurtocht; uitlevering; verkenningstocht; versturen; verzenden; verzending; wegsturen; zending; zoektocht
|
fait de faire sa ronde
|
omgang; rondgang; rondje; toer; zijn ronde doen
|
|
habileté
|
handigheid; kneep; kunst; toer; truc
|
behendigheid; bekwaamheid; capaciteit; deskundigheid; foef; foefje; gewiekstheid; handigheid; intelligentie; kennis van zaken; kneep; kneepje; kunde; kundigheid; kunst; kunstgreep; kunstje; kwaliteit; maniertje; mate van kunstbeheersing; pienterheid; schranderheid; slimheid; slimmigheid; spitsvondigheid; techniek; ter zake kundigheid; truc; vaardigheid; vakkundigheid
|
incursion
|
dagreis; excursie; gang; reis; rit; tocht; toer; tournee; uitstapje
|
binnendringen; binnengaan; indringing; penetratie
|
petit tour
|
rit; rondreis; rondrit; tochtje; toer; tour; trip
|
kuier; loopje; omloop; ommetje; tochtje; toertje; trip; uitje; uitstapje; wandeling; wandeltocht
|
promenade
|
dagreis; excursie; expeditie; gang; mars; reis; rit; rondreis; rondrit; tocht; tochtje; toer; tour; tournee; trektocht; trip; uitstapje
|
kuier; loopje; omloop; ommetje; plezierreisje; pleziertochtje; promenade; rondtocht; stoep; tochtje; trottoir; uitje; uitstapje; voetpad; voetreis; voettocht; wandeling; wandeltocht
|
randonnée
|
expeditie; mars; reis; rit; tocht; toer; trektocht
|
dwaaltocht; kuier; loopje; omloop; ommetje; omzwerving; tochtje; uitje; voetreis; voettocht; wandeling; wandelsport; wandeltocht; zwerftocht
|
rayon de braquage
|
draaicirkel; toer
|
|
ronde
|
omgang; rondgang; rondje; toer; zijn ronde doen
|
afstand; baan; baanvak; cirkel; etappe; kraaiennest; kring; omgang; pad; rei; reidans; ronde; rondedans; rondje; route; tournee; traject; uitkijk; weg
|
savoir
|
handigheid; kneep; kunst; toer; truc
|
geleerdheid; kennis; kunde; kundigheid; weten; wetenschap
|
savoir-faire
|
handigheid; kneep; kunst; toer; truc
|
behendigheid; bekwaamheid; capaciteit; deskundigheid; ervaring; foefje; handigheid; kennis van zaken; kneep; kneepje; kunde; kundigheid; kunst; kunstgreep; kunstje; kwaliteit; maniertje; praktijk; routine; specialistische kennis; ter zake kundigheid; truc; vaardigheid; vakkundigheid
|
tour
|
expeditie; mars; omgang; reis; rit; rondgang; rondje; rondreis; rondrit; tocht; tochtje; toer; tour; trektocht; trip; zijn ronde doen
|
afstand; baan; baanvak; behendigheid; beurt; burchttoren; cirkel; draai; draaibank; etappe; foefje; gekke streek; handigheid; kasteeltoren; kneep; kneepje; kring; kuier; kunst; kunstgreep; kunstje; list; loopje; maniertje; omdraaiing; omgang; omgang hebben met; omloop; ommetje; omwenteling; pad; poets; rare streek; ronde; ronde doen; rondje; route; slimheid; slottoren; sluwe streek; spelletje; streek; tochtje; toertje; toren; torenflat; torengebouw; torentje; tournee; traject; trip; truc; uitje; uitstapje; wandeling; wandeltocht; weg; wending; wolkenkrabber
|
tour de force
|
krachttoer; prestatie; stunt; toer
|
bravourestuk; heksentoer; heksenwerk; hekserij; hoogstandje; krachttoer; kunststuk; opvallende prestatie; stunt; topprestatie; toverij; zwarte magie
|
tournée
|
omgang; rit; rondgang; rondje; rondreis; rondrit; tochtje; toer; tour; trip; zijn ronde doen
|
afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; tournee; traject; weg
|
virée
|
rit; rondreis; rondrit; tochtje; toer; tour; trip
|
ronde; tournee
|
voyage
|
expeditie; mars; reis; rit; tocht; toer; trektocht
|
reis; ronde; tournee
|
échappée
|
dagreis; excursie; gang; reis; rit; tocht; toer; tournee; uitstapje
|
doorkijk; doorkijkje
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
savoir
|
|
in staat zijn; kunnen; op de hoogte zijn; vermogen; weten
|
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
connaissance
|
|
kennis
|