Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor toeroepen (Nederlands) in het Frans
toeroepen:
-
toeroepen (aanroepen)
évoquer; appeler; aborder; appeler à; convoquer; interpeller; crier; inviter; invoquer; accoster; héler; crier à-
évoquer werkwoord (évoque, évoques, évoquons, évoquez, évoquent, évoquais, évoquait, évoquions, évoquiez, évoquaient, évoquai, évoquas, évoqua, évoquâmes, évoquâtes, évoquèrent, évoquerai, évoqueras, évoquera, évoquerons, évoquerez, évoqueront)
-
appeler werkwoord (appelle, appelles, appelons, appelez, appellent, appelais, appelait, appelions, appeliez, appelaient, appelai, appelas, appela, appelâmes, appelâtes, appelèrent, appellerai, appelleras, appellera, appellerons, appellerez, appelleront)
-
aborder werkwoord (aborde, abordes, abordons, abordez, abordent, abordais, abordait, abordions, abordiez, abordaient, abordai, abordas, aborda, abordâmes, abordâtes, abordèrent, aborderai, aborderas, abordera, aborderons, aborderez, aborderont)
-
appeler à werkwoord
-
convoquer werkwoord (convoque, convoques, convoquons, convoquez, convoquent, convoquais, convoquait, convoquions, convoquiez, convoquaient, convoquai, convoquas, convoqua, convoquâmes, convoquâtes, convoquèrent, convoquerai, convoqueras, convoquera, convoquerons, convoquerez, convoqueront)
-
interpeller werkwoord (interpelle, interpelles, interpellons, interpellez, interpellent, interpellais, interpellait, interpellions, interpelliez, interpellaient, interpellai, interpellas, interpella, interpellâmes, interpellâtes, interpellèrent, interpellerai, interpelleras, interpellera, interpellerons, interpellerez, interpelleront)
-
crier werkwoord (crie, cries, crions, criez, crient, criais, criait, criions, criiez, criaient, criai, crias, cria, criâmes, criâtes, crièrent, crierai, crieras, criera, crierons, crierez, crieront)
-
inviter werkwoord (invite, invites, invitons, invitez, invitent, invitais, invitait, invitions, invitiez, invitaient, invitai, invitas, invita, invitâmes, invitâtes, invitèrent, inviterai, inviteras, invitera, inviterons, inviterez, inviteront)
-
invoquer werkwoord (invoque, invoques, invoquons, invoquez, invoquent, invoquais, invoquait, invoquions, invoquiez, invoquaient, invoquai, invoquas, invoqua, invoquâmes, invoquâtes, invoquèrent, invoquerai, invoqueras, invoquera, invoquerons, invoquerez, invoqueront)
-
accoster werkwoord (accoste, accostes, accostons, accostez, accostent, accostais, accostait, accostions, accostiez, accostaient, accostai, accostas, accosta, accostâmes, accostâtes, accostèrent, accosterai, accosteras, accostera, accosterons, accosterez, accosteront)
-
héler werkwoord (hèle, hèles, hélons, hélez, hèlent, hélais, hélait, hélions, héliez, hélaient, hélai, hélas, héla, hélâmes, hélâtes, hélèrent, hélerai, héleras, hélera, hélerons, hélerez, héleront)
-
crier à werkwoord
-
Conjugations for toeroepen:
o.t.t.
- roep toe
- roept toe
- roept toe
- roepen toe
- roepen toe
- roepen toe
o.v.t.
- riep toe
- riep toe
- riep toe
- riepen toe
- riepen toe
- riepen toe
v.t.t.
- heb toegeroepen
- hebt toegeroepen
- heeft toegeroepen
- hebben toegeroepen
- hebben toegeroepen
- hebben toegeroepen
v.v.t.
- had toegeroepen
- had toegeroepen
- had toegeroepen
- hadden toegeroepen
- hadden toegeroepen
- hadden toegeroepen
o.t.t.t.
- zal toeroepen
- zult toeroepen
- zal toeroepen
- zullen toeroepen
- zullen toeroepen
- zullen toeroepen
o.v.t.t.
- zou toeroepen
- zou toeroepen
- zou toeroepen
- zouden toeroepen
- zouden toeroepen
- zouden toeroepen
en verder
- ben toegeroepen
- bent toegeroepen
- is toegeroepen
- zijn toegeroepen
- zijn toegeroepen
- zijn toegeroepen
diversen
- roep toe!
- roept toe!
- toegeroepen
- toeroepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze