Nederlands
Uitgebreide vertaling voor tevoren zien (Nederlands) in het Frans
tevoren zien:
-
tevoren zien (voorzien)
prévoir; anticiper; augurer; entrevoir-
prévoir werkwoord (prévois, prévoit, prévoyons, prévoyez, prévoient, prévoyais, prévoyait, prévoyions, prévoyiez, prévoyaient, prévis, prévit, prévîmes, prévîtes, prévirent, préverrai, préverras, préverra, préverrons, préverrez, préverront)
-
anticiper werkwoord (anticipe, anticipes, anticipons, anticipez, anticipent, anticipais, anticipait, anticipions, anticipiez, anticipaient, anticipai, anticipas, anticipa, anticipâmes, anticipâtes, anticipèrent, anticiperai, anticiperas, anticipera, anticiperons, anticiperez, anticiperont)
-
augurer werkwoord (augure, augures, augurons, augurez, augurent, augurais, augurait, augurions, auguriez, auguraient, augurai, auguras, augura, augurâmes, augurâtes, augurèrent, augurerai, augureras, augurera, augurerons, augurerez, augureront)
-
entrevoir werkwoord (entrevois, entrevoit, entrevoyons, entrevoyez, entrevoient, entrevoyais, entrevoyait, entrevoyions, entrevoyiez, entrevoyaient, entrevis, entrevit, entrevîmes, entrevîtes, entrevirent, entreverrai, entreverras, entreverra, entreverrons, entreverrez, entreverront)
-
Conjugations for tevoren zien:
o.t.t.
- zie tevoren
- ziet tevoren
- ziet tevoren
- zien tevoren
- zien tevoren
- zien tevoren
o.v.t.
- zag tevoren
- zag tevoren
- zag tevoren
- zagen tevoren
- zagen tevoren
- zagen tevoren
v.t.t.
- heb tevoren gezien
- hebt tevoren gezien
- heeft tevoren gezien
- hebben tevoren gezien
- hebben tevoren gezien
- hebben tevoren gezien
v.v.t.
- had tevoren gezien
- had tevoren gezien
- had tevoren gezien
- hadden tevoren gezien
- hadden tevoren gezien
- hadden tevoren gezien
o.t.t.t.
- zal tevoren zien
- zult tevoren zien
- zal tevoren zien
- zullen tevoren zien
- zullen tevoren zien
- zullen tevoren zien
o.v.t.t.
- zou tevoren zien
- zou tevoren zien
- zou tevoren zien
- zouden tevoren zien
- zouden tevoren zien
- zouden tevoren zien
en verder
- ben tevoren gezien
- bent tevoren gezien
- is tevoren gezien
- zijn tevoren gezien
- zijn tevoren gezien
- zijn tevoren gezien
diversen
- zie tevoren!
- ziet tevoren!
- tevoren gezien
- tevoren ziend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor tevoren zien:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
anticiper | tevoren zien; voorzien | anticiperen; naar voren plaatsen; vervroegen; vooruitkijken; vooruitlopen op; vroeger uitvoeren dan gepland |
augurer | tevoren zien; voorzien | voortellen |
entrevoir | tevoren zien; voorzien | |
prévoir | tevoren zien; voorzien | incalculeren; plannen; verdisconteren |