Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. terugdrijven:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor terugdrijven (Nederlands) in het Frans

terugdrijven:

terugdrijven werkwoord (drijf terug, drijft terug, dreef terug, dreven terug, teruggedreven)

  1. terugdrijven (terugdringen)
    repousser; refouler
    • repousser werkwoord (repousse, repousses, repoussons, repoussez, )
    • refouler werkwoord (refoule, refoules, refoulons, refoulez, )

Conjugations for terugdrijven:

o.t.t.
  1. drijf terug
  2. drijft terug
  3. drijft terug
  4. drijven terug
  5. drijven terug
  6. drijven terug
o.v.t.
  1. dreef terug
  2. dreef terug
  3. dreef terug
  4. dreven terug
  5. dreven terug
  6. dreven terug
v.t.t.
  1. ben teruggedreven
  2. bent teruggedreven
  3. is teruggedreven
  4. zijn teruggedreven
  5. zijn teruggedreven
  6. zijn teruggedreven
v.v.t.
  1. was teruggedreven
  2. was teruggedreven
  3. was teruggedreven
  4. waren teruggedreven
  5. waren teruggedreven
  6. waren teruggedreven
o.t.t.t.
  1. zal terugdrijven
  2. zult terugdrijven
  3. zal terugdrijven
  4. zullen terugdrijven
  5. zullen terugdrijven
  6. zullen terugdrijven
o.v.t.t.
  1. zou terugdrijven
  2. zou terugdrijven
  3. zou terugdrijven
  4. zouden terugdrijven
  5. zouden terugdrijven
  6. zouden terugdrijven
diversen
  1. drijf terug!
  2. drijft terug!
  3. teruggedreven
  4. terugdrijvend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor terugdrijven:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
refouler terugdrijven; terugdringen bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; gevoelens verdringen; in bedwang houden; inmaken; inpekelen; intomen; inzouten; matigen; onderdrukken; ophopen; opkroppen; opstapelen; opzouten; terughouden; verdringen; wegdringen; wegdrukken; wegduwen; wegebben; wegschuiven; wegsteken; wegstoppen
repousser terugdrijven; terugdringen abstineren; afduwen; afhouden; afketsen; afkeuren; afnemen; afschepen; afschrikken; afslaan; afstemmen; afweren; afwijzen; afwimpelen; afzonderen; bang maken; bedanken; buitensluiten; ecarteren; evacueren; laten passeren; leegruimen; lichten; onthouden; ontruimen; opduwen; opschorten; opschuiven; plaats maken; rekken; schuivend verplaatsen; terughouden; terugwijzen; uitsluiten; uitstellen; verdedigen; verplaatsen; verschrikken; verschuiven; versmaden; verstoten; vertragen; vervreemden; verweren; verwerpen; verwijderen; verzetten; voor zich uitschuiven; wegbrengen; wegdoen; wegdringen; wegdrukken; wegduwen; weghalen; wegnemen; wegschuiven; wegstemmen; wegsturen; wegwerken; weren