Nederlands
Uitgebreide vertaling voor tel (Nederlands) in het Frans
tel:
Vertaal Matrix voor tel:
Verwante woorden van "tel":
Wiktionary: tel
tel
Cross Translation:
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• tel | → instant; moment | ↔ moment — very brief period of time |
• tel | → instant | ↔ point — tiny amount of time |
• tel | → seconde | ↔ tick — short period of time |
tellen:
-
het tellen (tel)
-
tellen
compter; ambler; compter à rebours-
compter werkwoord (compte, comptes, comptons, comptez, comptent, comptais, comptait, comptions, comptiez, comptaient, comptai, comptas, compta, comptâmes, comptâtes, comptèrent, compterai, compteras, comptera, compterons, compterez, compteront)
-
ambler werkwoord
-
compter à rebours werkwoord
-
Conjugations for tellen:
o.t.t.
- tel
- telt
- telt
- tellen
- tellen
- tellen
o.v.t.
- telde
- telde
- telde
- telden
- telden
- telden
v.t.t.
- heb geteld
- hebt geteld
- heeft geteld
- hebben geteld
- hebben geteld
- hebben geteld
v.v.t.
- had geteld
- had geteld
- had geteld
- hadden geteld
- hadden geteld
- hadden geteld
o.t.t.t.
- zal tellen
- zult tellen
- zal tellen
- zullen tellen
- zullen tellen
- zullen tellen
o.v.t.t.
- zou tellen
- zou tellen
- zou tellen
- zouden tellen
- zouden tellen
- zouden tellen
en verder
- ben geteld
- bent geteld
- is geteld
- zijn geteld
- zijn geteld
- zijn geteld
diversen
- tel!
- telt!
- geteld
- tellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor tellen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
addition | tel; tellen | aaneenschakeling; aanhangsel; aantekening; aanvulling; addendum; appendix; bijmenging; bijtelling; bijvoegen; bijvoeging; bijvoegsel; completering; factuur; nota; notitie; optelling; optelsom; rekening; samentelling; samentrekking; samenvoeging; som; supplement; suppletie; toevoegen; toevoeging; toevoegsel; uitbreiding; voltooiing; vulling; vulsel; vulstof |
comptage des points | tel; tellen | |
compte | tel; tellen | Windows Live-account; account; afrekening; afrekening in het criminele circuit; in rekening brengen; rekening; telling; zakelijke account |
score | tel; tellen | behaalde; puntentelling; score |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ambler | tellen | |
compter | tellen | erbij optellen; erbij rekenen; erbij tellen; factureren; in rekening brengen; meerekenen; meetellen; rekenen; toevoegen |
compter à rebours | tellen |
Verwante woorden van "tellen":
Verwante definities voor "tellen":
Wiktionary: tellen
tellen
Cross Translation:
verb
tellen
-
aantal bepalen
- tellen → compter
verb
-
déterminer un nombre au moyen d’un calcul, de calculs.
-
déterminer (une quantité, un nombre), plus particulièrement par un dénombrement, sinon par un calcul.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• tellen | → compter | ↔ count — to enumerate or determine number |
• tellen | → compter | ↔ zählen — transitiv: die Anzahl bestimmen |