Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. team:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor team (Nederlands) in het Frans

team:

team [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het team (ploeg; partij)
    l'équipe; le groupe; le cercle; la sphère; le gang
    • équipe [le ~] zelfstandig naamwoord
    • groupe [le ~] zelfstandig naamwoord
    • cercle [le ~] zelfstandig naamwoord
    • sphère [la ~] zelfstandig naamwoord
    • gang [le ~] zelfstandig naamwoord
  2. het team

Vertaal Matrix voor team:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cercle partij; ploeg; team bond; broederschap; cirkel; cirkelvorm; club; genootschap; gezelschap; gilde; kring; kringel; kringvormig; omgang; omgang hebben met; orde; organisatie; ring; ronde doen; rondje; societiet; sociëteit; soos; stadionring; unie; vereniging
gang partij; ploeg; team
groupe partij; ploeg; team aantal personen bijeen; cluster; distributiegroep; distributielijst; factie; gezelschap; groep; groep mensen; groepering
sphère partij; ploeg; team aarde; aardkloot; bol; bolvorm; cirkel; cirkelvorm; globe; kogelvorm; koningsappel; kring; rijksappel; sfeer
équipe partij; ploeg; team afdeling; departement; detachement; elf; elftal; equipe; sectie; tak; voetbalelftal
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
équipe team

Verwante woorden van "team":

  • teams

Wiktionary: team

team
noun
  1. een ploeg van bij elkaar horende spelers
  2. een groep samenwerkende mensen
team
noun
  1. action de se détacher ou état de celui qui s’est détaché d’une passion, d’un sentiment, de tout ce qui peut captiver trop l’esprit ou le cœur.
  2. ensemble de personnes, voire d’animaux.
  3. groupe de travailleurs attacher à un travail spécial.

Cross Translation:
FromToVia
team équipe crew — group of people working on common task

Verwante vertalingen van team