Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- stressen:
-
Gebruikers suggesties voor stressen:
- stresser
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor stressen (Nederlands) in het Frans
stressen:
-
stressen
se presser; se dépêcher; hâter; se précipiter; se hâter-
se presser werkwoord
-
se dépêcher werkwoord
-
hâter werkwoord (hâte, hâtes, hâtons, hâtez, hâtent, hâtais, hâtait, hâtions, hâtiez, hâtaient, hâtai, hâtas, hâta, hâtâmes, hâtâtes, hâtèrent, hâterai, hâteras, hâtera, hâterons, hâterez, hâteront)
-
se précipiter werkwoord
-
se hâter werkwoord
-
Conjugations for stressen:
o.t.t.
- stres
- strest
- strest
- stressen
- stressen
- stressen
o.v.t.
- streste
- streste
- streste
- stresten
- stresten
- stresten
v.t.t.
- ben gestest
- bent gestest
- is gestest
- zijn gestest
- zijn gestest
- zijn gestest
v.v.t.
- was gestest
- was gestest
- was gestest
- waren gestest
- waren gestest
- waren gestest
o.t.t.t.
- zal stressen
- zult stressen
- zal stressen
- zullen stressen
- zullen stressen
- zullen stressen
o.v.t.t.
- zou stressen
- zou stressen
- zou stressen
- zouden stressen
- zouden stressen
- zouden stressen
diversen
- stres!
- strest!
- gestest
- stressend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze