Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. stressen:
  2. Gebruikers suggesties voor stressen:
    • stresser


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor stressen (Nederlands) in het Frans

stressen:

stressen werkwoord (stres, strest, streste, stresten, gestest)

  1. stressen
    se presser; se dépêcher; hâter; se précipiter; se hâter
    • se presser werkwoord
    • se dépêcher werkwoord
    • hâter werkwoord (hâte, hâtes, hâtons, hâtez, )
    • se précipiter werkwoord
    • se hâter werkwoord

Conjugations for stressen:

o.t.t.
  1. stres
  2. strest
  3. strest
  4. stressen
  5. stressen
  6. stressen
o.v.t.
  1. streste
  2. streste
  3. streste
  4. stresten
  5. stresten
  6. stresten
v.t.t.
  1. ben gestest
  2. bent gestest
  3. is gestest
  4. zijn gestest
  5. zijn gestest
  6. zijn gestest
v.v.t.
  1. was gestest
  2. was gestest
  3. was gestest
  4. waren gestest
  5. waren gestest
  6. waren gestest
o.t.t.t.
  1. zal stressen
  2. zult stressen
  3. zal stressen
  4. zullen stressen
  5. zullen stressen
  6. zullen stressen
o.v.t.t.
  1. zou stressen
  2. zou stressen
  3. zou stressen
  4. zouden stressen
  5. zouden stressen
  6. zouden stressen
diversen
  1. stres!
  2. strest!
  3. gestest
  4. stressend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor stressen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hâter stressen aanpoten; accelereren; bespoedigen; haast maken; haasten; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; overhaasten; reppen; spoeden; tot spoed aanzetten; verhaasten; versnellen; voortmaken; zich spoeden
se dépêcher stressen aanpoten; aantreden; haast maken; haasten; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; overhaasten; reppen; snellen; spoeden; tempo maken; toetreden; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden
se hâter stressen aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; overhaasten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden
se presser stressen aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; overhaasten; reppen; snellen; spoeden; tempo maken; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden; zich verdringen
se précipiter stressen aanpoten; aanvallen; attaqueren; belegeren; bestormen; binnenstormen; binnenvliegen; haast maken; haasten; hardlopen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opjagen; opschieten; overhaasten; overvallen; rennen; reppen; snellen; spoeden; tempo maken; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden; zich storten