Nederlands

Uitgebreide vertaling voor strafheid (Nederlands) in het Frans

strafheid:

strafheid [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. strafheid (starheid; stijfheid; stugheid; stuursheid)
    la raideur; l'inflexibilité; la rigidité; la sévérité

Vertaal Matrix voor strafheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inflexibilité starheid; stijfheid; strafheid; stugheid; stuursheid onbuigbaarheid; onvermurwbaarheid; onwrikbaarheid
raideur starheid; stijfheid; strafheid; stugheid; stuursheid onbuigbaarheid; steilheid; steilte; stijfte; verstijfdheid; verstijving
rigidité starheid; stijfheid; strafheid; stugheid; stuursheid onbuigzaamheid; onverzettelijkheid; stijfte; verstijfdheid
sévérité starheid; stijfheid; strafheid; stugheid; stuursheid ernst; gestrengheid; onverbiddelijkheid; strengheid

Verwante woorden van "strafheid":


Wiktionary: strafheid

strafheid

strafheid vorm van straf:

straf [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de straf (gevangenisstraf; hechtenis; boete; celstraf)
    l'emprisonnement; la détention; la punition; la peine; l'incarcération; l'amende; la prison
  2. de straf (bestraffing; kastijding; tuchtiging)
    la punition; la sanction; le châtiment

straf bijvoeglijk naamwoord

  1. straf (pittig)
    difficile; dur; sévère; difficilement

Vertaal Matrix voor straf:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
amende boete; celstraf; gevangenisstraf; hechtenis; straf bekeuring; boete; bon; geldboete; geldstraf; penalty
châtiment bestraffing; kastijding; straf; tuchtiging afstraffing; beproeving; bezoeking; ergernis; grief; kwelling; nood; temptatie
dur aanhouder; doorzetter; taaie
détention boete; celstraf; gevangenisstraf; hechtenis; straf berging; bewaarplaats; bewaring; celstraf; detentie; gevangen zetten; gevangenhouding; gevangenisstraf; gevangenname; gevangenschap; hechtenis; in bewaring geven; inhechtenisneming; inverzekeringstelling; opgesloten zijn; opsluiting; toevertrouwen; tuchthuisstraf; vrijheidsberoving; vrijheidsstraf
emprisonnement boete; celstraf; gevangenisstraf; hechtenis; straf celstraf; detentie; gevangenhouding; gevangenisstraf; gevangenschap; hechtenis; opgesloten zijn; opsluiting; tuchthuisstraf; vrijheidsstraf
incarcération boete; celstraf; gevangenisstraf; hechtenis; straf
peine boete; celstraf; gevangenisstraf; hechtenis; straf bekommernis; bezorgdheid; bezwaar; chagrijn; droefheid; ergernis; grief; het klagen; inspanning; klacht; kommer; last; leed; moeilijkheid; moeite; narigheid; ongerustheid; penarie; pijn; probleem; smart; soesa; verdriet; verontrusting; zorg
prison boete; celstraf; gevangenisstraf; hechtenis; straf bajes; bak; doos; gevangenis; kerker; kerkergevangenis; lik; nor; onderaardse gevangenis; petoet; spinhuis; strafgevangenis; strafinrichting; strafplaats; tuchthuis
punition bestraffing; boete; celstraf; gevangenisstraf; hechtenis; kastijding; straf; tuchtiging afstraffing; strafmaatregel; strafwerk
sanction bestraffing; kastijding; straf; tuchtiging sanctie; strafmaatregel
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
difficile pittig; straf benard; benauwd; bezwaarlijk; ernstig; hachelijk; inspannend; kritiek; kritisch; lastig; lastige; met bezwaren; moeilijk; niet makkelijk; ongemakkelijk; penibel; problematisch; veeleisend; zorgelijk; zorgwekkend; zwaar
difficilement pittig; straf kritisch; lastig; moeilijk; niet makkelijk; ongemakkelijk; problematisch; zwaar
dur pittig; straf barbaars; beestachtig; bikkelhard; bruut; fel; gestreng; glashard; hanig; hard; hardvochtig; ijzerhard; inhumaan; keihard; kritisch; lastig; moeilijk; monsterlijk; niet makkelijk; niet toegevend; onbarmhartig; ongemakkelijk; ongenadig; onmenselijk; pezig; pinnig; problematisch; scherp; snibbig; staalhard; steenhard; streng; vinnig; vlijmend; wreed; zeer hard; zenig; zwaar
sévère pittig; straf fel; gestreng; hanig; niet toegevend; pinnig; rigoureus; scherp; snibbig; streng; vinnig; vlijmend

Verwante woorden van "straf":


Verwante definities voor "straf":

  1. vervelende maatregel omdat je iets deed wat niet mocht1
    • het kind moest voor straf om zeven uur naar bed1

Wiktionary: straf

straf
noun
  1. maatregel of behandeling ter vergelding van een misdaad of overtreding
straf
adjective
  1. Qui est rigoureux pour le corps et qui mortifier les sens et l’esprit. — note Se dit surtout des doctrines et des pratiques religieux.
  2. Qui a beaucoup de pouvoir.
  3. Qui est rigide, sans indulgence.
noun
  1. punition, sanction ou châtiment infliger(e) pour une faute commettre, pour un acte jugé répréhensible ou coupable.
  2. action de punir.

Cross Translation:
FromToVia
straf fort dank — highly potent
straf fort hard — of drink: strong
straf penalisation penalty — legal sentence
straf peine penalty — punishment for violating rules of procedure
straf punition punishment — penalty for wrongdoing
straf peine sentence — punishment imposed on a person convicted of a crime
straf âcre sharp — having an intense, acrid flavour