Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
interdit
|
|
schorsing; suspensie
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ahuri
|
beduusd; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd; zwijgend
|
beduusd; beteuterd; getroffen; met de mond vol tanden; met open mond; onthutst; ontsteld; overstuur; sprakeloos; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verschrikt; verstomd; verwonderd
|
baba
|
overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend
|
|
bouche bée
|
beduusd; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd; zwijgend
|
getroffen; met de mond vol tanden; met open mond; onthutst; ontsteld; overdonderd; overrompeld; paf; perplex; sprakeloos; uiterst verbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verstomd; verwonderd
|
consterné
|
beduusd; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; perplex; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd
|
getroffen; onthutst; ontsteld; overstuur; paf; perplex; verschrikt
|
déconcerté
|
beduusd; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; perplex; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd
|
bedremmeld; beduusd; beteuterd; betrokken; getroffen; met de mond vol tanden; met open mond; onthutst; ontsteld; overstuur; paf; perplex; sip; sprakeloos; teleurgesteld; uiterst verbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verschrikt; verstomd; verwonderd
|
décontenancé
|
beduusd; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd; zwijgend
|
getroffen; met de mond vol tanden; met open mond; onthutst; ontsteld; paf; perplex; sprakeloos; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verstomd; verwonderd
|
estomaqué
|
beduusd; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd; zwijgend
|
getroffen; onthutst; ontsteld; paf; perplex; uiterst verbaasd; verbijsterd
|
interdit
|
overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend
|
bedremmeld; beduusd; beteuterd; clandestien; getroffen; illegaal; met de mond vol tanden; met open mond; ongeoorloofd; onrechtmatig; onthutst; ontsteld; onwetmatig; onwettelijk; onwettig; paf; perplex; sprakeloos; uiterst verbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verboden; verboden bij de wet; verstomd; verwonderd; wederrechtelijk
|
interloqué
|
beduusd; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; perplex; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd
|
bedremmeld
|
mat
|
overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend
|
beslagen; dof; flauw; flets; gematteerd; glansloos; grauwkleurig; grijs; mat; niet helder; ongeanimeerd; smakeloos; zonder smaak
|
muet
|
beduusd; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd; zwijgend
|
geluidloos; geruisloos; ongemerkt; ongezien; stil; stilletjes; stilzwijgend; zachtjes; zonder geluid; zwijgend
|
pantois
|
overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend
|
beduusd; beteuterd; getroffen; onthutst; ontsteld; paf; perplex
|
perplexe
|
beduusd; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd; zwijgend
|
getroffen; met de mond vol tanden; met open mond; onthutst; ontsteld; overdonderd; overrompeld; paf; perplex; sprakeloos; uiterst verbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verstomd; verwonderd
|
sans voix
|
overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend
|
|
terne
|
overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend
|
afstompend; beslagen; bleek; boosaardig; daas; dof; dood; eentonig; eenvoudig; flauw; flets; flodderig; futloos; geestdodend; geesteloos; gemakkelijk; gematteerd; glansloos; grauw; grauwkleurig; grijs; lamlendig; levenloos; licht; lusteloos; makkelijk; mat; mistroostig; morsig; niet bezield; niet helder; niet moeilijk; niet uitbundig; onbezield; ongeanimeerd; ranzig; saai; simpel; slap; slobberig; slodderig; slonzig; slordig; smakeloos; smerig; soezerig; somber; stom; suf; triest; troosteloos; vaal; verschoten; versuft; vies; viezig; voddig; vreugdeloos; vuil; vunzig; zonder smaak
|
ébahi
|
beduusd; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd; zwijgend
|
getroffen; met de mond vol tanden; met open mond; onthutst; ontsteld; overbluft; overdonderd; overstuur; paf; perplex; sprakeloos; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verstomd; verwonderd
|
ébaubi
|
overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend
|
|
éberlué
|
beduusd; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd; zwijgend
|
getroffen; onthutst; ontsteld; overstuur; paf; perplex
|
époustouflé
|
beduusd; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; perplex; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd
|
getroffen; onthutst; ontsteld; overbluft; overdonderd; overrompeld; paf; perplex
|