Nederlands
Uitgebreide vertaling voor stekend (Nederlands) in het Frans
stekend:
-
stekend
Vertaal Matrix voor stekend:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
piquant | hatelijke opmerking; hatelijkheid; impuls; prikkel; sarcasme; stekeligheid; stimulans | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
piquant | stekend | fel; gekruid; gepeperd; hanig; hartig; heet; kruidig; met sarcasme; met stekels; opwindend; pikant; pinnig; pittig; sarcastisch; scherp; scherp van smaak; sexy; smaak prikkelend; snibbig; stekelig; vinnig; vlijmend; vlijmscherp |
qui pique | stekend |
stekend vorm van steken:
-
steken (steken geven; prikken)
Conjugations for steken:
o.t.t.
- steek
- steekt
- steekt
- steken
- steken
- steken
o.v.t.
- stak
- stak
- stak
- staken
- staken
- staken
v.t.t.
- heb gestoken
- hebt gestoken
- heeft gestoken
- hebben gestoken
- hebben gestoken
- hebben gestoken
v.v.t.
- had gestoken
- had gestoken
- had gestoken
- hadden gestoken
- hadden gestoken
- hadden gestoken
o.t.t.t.
- zal steken
- zult steken
- zal steken
- zullen steken
- zullen steken
- zullen steken
o.v.t.t.
- zou steken
- zou steken
- zou steken
- zouden steken
- zouden steken
- zouden steken
en verder
- ben gestoken
- bent gestoken
- is gestoken
- zijn gestoken
- zijn gestoken
- zijn gestoken
diversen
- steek!
- steekt!
- gestoken
- stekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor steken:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
piquer | prikken; steken; steken geven | aanbijten; aanvreten; achteroverdrukken; afbedelen; afnemen; afpakken; aftroggelen; benemen; betrappen; bietsen; dichtbijten; ergeren; gappen; graaien; grijpen; grissen; happen; inpikken; irriteren; jatten; kapen; leegstelen; lekker eten; met spuit een medicijn toedienen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; op de zenuwen werken; opwekken; opwinden; pikken; plunderen; prikkelen; raspen; roven; savoureren; schaven; schuren; smikkelen; smullen; snaaien; snappen; spuiten; stelen; stimuleren; toebijten; toehappen; toesnauwen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervelen; vervreemden; weggraaien; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken |
Verwante woorden van "steken":
Verwante definities voor "steken":
Wiktionary: steken
steken
Cross Translation:
verb
-
mettre une chose sur une autre, soit pour qu’elle y demeure adhérente, être pour qu’elle y laisser une empreinte, soit simplement pour qu’elle y toucher.
-
Faire entrer une chose dans une autre.
-
placer une personne, ou un animal, ou une chose dans un lieu déterminé.
-
Traductions à trier suivant le sens
-
frapper, blesser, tuer avec un poignard.
-
placer, mettre sur quelque chose.
- poser → poseren; zitten; leggen; steken; plaatsen; stellen; stoppen; zetten; doen; situeren; stationeren; aanleggen; bouwen; construeren; fitten; installeren; maken; aanmaken; bedrijven; uitbrengen; uitrichten; uitvoeren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• steken | → ensacher | ↔ bag — to put into a bag |
• steken | → irriter; vexer; piquer | ↔ nettle — to pique, irritate, vex or provoke someone |
• steken | → irriter; piquer | ↔ nettle — of the nettle plant etc., to sting causing a rash |
• steken | → scruter; fureter; fouiller | ↔ pry — to look where one is not welcome; to be nosey |
• steken | → poignarder; frapper d'un coup de couteau | ↔ stab — To pierce or wound with pointed object |