Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- staak:
- staken:
-
Wiktionary:
- staak → échalas
- staak → pieu, pal, tuteur, jalon
- staken → arrêter, terminer
- staken → faire la grève, faire grève, débrayer
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor staak (Nederlands) in het Frans
staak:
-
de staak
Vertaal Matrix voor staak:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bâton | staak | baton; bâton; dirigeerstaf; duimstok; maatstaf; maatstok; pastille; plak; reep; reep chocolade; reepje; staaf; staf; stang; stok; tablet |
perche | staak | baars; halm; handvat in de vorm van stok; klimpaal; klimpijp; klimstok; steel; steigerpaal; stengel |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
perche | baars |
staak vorm van staken:
-
staken (ermee uitscheiden; ophouden; stoppen; opgeven; uitscheiden)
arrêter; cesser; abandonner; renoncer à; laisser-
arrêter werkwoord (arrête, arrêtes, arrêtons, arrêtez, arrêtent, arrêtais, arrêtait, arrêtions, arrêtiez, arrêtaient, arrêtai, arrêtas, arrêta, arrêtâmes, arrêtâtes, arrêtèrent, arrêterai, arrêteras, arrêtera, arrêterons, arrêterez, arrêteront)
-
cesser werkwoord (cesse, cesses, cessons, cessez, cessent, cessais, cessait, cessions, cessiez, cessaient, cessai, cessas, cessa, cessâmes, cessâtes, cessèrent, cesserai, cesseras, cessera, cesserons, cesserez, cesseront)
-
abandonner werkwoord (abandonne, abandonnes, abandonnons, abandonnez, abandonnent, abandonnais, abandonnait, abandonnions, abandonniez, abandonnaient, abandonnai, abandonnas, abandonna, abandonnâmes, abandonnâtes, abandonnèrent, abandonnerai, abandonneras, abandonnera, abandonnerons, abandonnerez, abandonneront)
-
renoncer à werkwoord
-
laisser werkwoord (laisse, laisses, laissons, laissez, laissent, laissais, laissait, laissions, laissiez, laissaient, laissai, laissas, laissa, laissâmes, laissâtes, laissèrent, laisserai, laisseras, laissera, laisserons, laisserez, laisseront)
-
-
staken (in staking gaan)
-
staken (het werk neerleggen als protest; werkonderbreken)
-
staken (in staking zijn)
faire grève; tenir levé; suspendre le travail; se mettre en grève; cesser le travail-
faire grève werkwoord
-
tenir levé werkwoord
-
suspendre le travail werkwoord
-
se mettre en grève werkwoord
-
cesser le travail werkwoord
-
Conjugations for staken:
o.t.t.
- staak
- staakt
- staakt
- staken
- staken
- staken
o.v.t.
- staakte
- staakte
- staakte
- staakten
- staakten
- staakten
v.t.t.
- heb gestaakt
- hebt gestaakt
- heeft gestaakt
- hebben gestaakt
- hebben gestaakt
- hebben gestaakt
v.v.t.
- had gestaakt
- had gestaakt
- had gestaakt
- hadden gestaakt
- hadden gestaakt
- hadden gestaakt
o.t.t.t.
- zal staken
- zult staken
- zal staken
- zullen staken
- zullen staken
- zullen staken
o.v.t.t.
- zou staken
- zou staken
- zou staken
- zouden staken
- zouden staken
- zouden staken
en verder
- ben gestaakt
- bent gestaakt
- is gestaakt
- zijn gestaakt
- zijn gestaakt
- zijn gestaakt
diversen
- staak!
- staakt!
- gestaakt
- stakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het staken (staking; gestaak; werkonderbreking)
-
het staken (eindigen; ophouden; uitscheiden; kappen; afhaken)
Vertaal Matrix voor staken:
Wiktionary: staken
staken
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• staken | → faire la grève; faire grève; débrayer | ↔ streiken — einen Streik durchführen, die Arbeit niederlegen |