Nederlands

Uitgebreide vertaling voor staak (Nederlands) in het Frans

staak:

staak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de staak
    la perche; le bâton
    • perche [la ~] zelfstandig naamwoord
    • bâton [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor staak:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bâton staak baton; bâton; dirigeerstaf; duimstok; maatstaf; maatstok; pastille; plak; reep; reep chocolade; reepje; staaf; staf; stang; stok; tablet
perche staak baars; halm; handvat in de vorm van stok; klimpaal; klimpijp; klimstok; steel; steigerpaal; stengel
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
perche baars

Wiktionary: staak

staak
noun
  1. Bâton pour soutenir un cep de vigne

Cross Translation:
FromToVia
staak pieu; pal; tuteur; jalon stake — piece of wood

staak vorm van staken:

staken werkwoord (staak, staakt, staakte, staakten, gestaakt)

  1. staken (ermee uitscheiden; ophouden; stoppen; opgeven; uitscheiden)
    arrêter; cesser; abandonner; renoncer à; laisser
    • arrêter werkwoord (arrête, arrêtes, arrêtons, arrêtez, )
    • cesser werkwoord (cesse, cesses, cessons, cessez, )
    • abandonner werkwoord (abandonne, abandonnes, abandonnons, abandonnez, )
    • renoncer à werkwoord
    • laisser werkwoord (laisse, laisses, laissons, laissez, )
  2. staken (in staking gaan)
  3. staken (het werk neerleggen als protest; werkonderbreken)
  4. staken (in staking zijn)

Conjugations for staken:

o.t.t.
  1. staak
  2. staakt
  3. staakt
  4. staken
  5. staken
  6. staken
o.v.t.
  1. staakte
  2. staakte
  3. staakte
  4. staakten
  5. staakten
  6. staakten
v.t.t.
  1. heb gestaakt
  2. hebt gestaakt
  3. heeft gestaakt
  4. hebben gestaakt
  5. hebben gestaakt
  6. hebben gestaakt
v.v.t.
  1. had gestaakt
  2. had gestaakt
  3. had gestaakt
  4. hadden gestaakt
  5. hadden gestaakt
  6. hadden gestaakt
o.t.t.t.
  1. zal staken
  2. zult staken
  3. zal staken
  4. zullen staken
  5. zullen staken
  6. zullen staken
o.v.t.t.
  1. zou staken
  2. zou staken
  3. zou staken
  4. zouden staken
  5. zouden staken
  6. zouden staken
en verder
  1. ben gestaakt
  2. bent gestaakt
  3. is gestaakt
  4. zijn gestaakt
  5. zijn gestaakt
  6. zijn gestaakt
diversen
  1. staak!
  2. staakt!
  3. gestaakt
  4. stakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

staken [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het staken (staking; gestaak; werkonderbreking)
    la grève; la cessation de travail; la grèves; l'arrêt de travail
  2. het staken (eindigen; ophouden; uitscheiden; kappen; afhaken)
    la terminaison; l'achèvement; la fin; l'action d'arrêter

Vertaal Matrix voor staken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achèvement afhaken; eindigen; kappen; ophouden; staken; uitscheiden afbouwen; afkrijgen; afmaken; afschrijven; afwerken; beëindiging; completering; conclusie; einde; slot; slotbeschouwing; sluiting; volbrenging; voltooiing
action d'arrêter afhaken; eindigen; kappen; ophouden; staken; uitscheiden
arrêt de travail gestaak; staken; staking; werkonderbreking staking; werkstaking
arrêter aborteren; stilhouden; stoppen
cessation de travail gestaak; staken; staking; werkonderbreking staking; werkstaking
fin afhaken; eindigen; kappen; ophouden; staken; uitscheiden beëindiging; conclusie; eind; einde; eindpunt; eindstreep; end; finale; finish; finishlijn; laatste opvoering; meet; ontknoping; slot; slotbeschouwing; slotstuk; sluiting; sluitstuk; uiteinde
grève gestaak; staken; staking; werkonderbreking staking; werkstaking
grèves gestaak; staken; staking; werkonderbreking
terminaison afhaken; eindigen; kappen; ophouden; staken; uitscheiden
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abandonner ermee uitscheiden; opgeven; ophouden; staken; stoppen; uitscheiden afbestellen; afbreken; afgelasten; afhaken; afstand doen; afvallen; afzeggen; afzien; afzien van; annuleren; bedanken; danken; de brui geven aan; eruitstappen; gaan; heengaan; in de steek laten; intrekken; nietig verklaren; opbreken; opgeven; ophouden; opstappen; stoppen; verlaten; vertrekken; verwijderen; weggaan
aller faire la grève in staking gaan; staken
arrêter ermee uitscheiden; opgeven; ophouden; staken; stoppen; uitscheiden aanhouden; afhouden; aflaten; afsluiten; afzetten; arresteren; beletten; beslissen; besluiten; beëindigen; dwarsbomen; dwarsliggen; een einde maken aan; eindigen; ervanaf houden; gesprek beëindigen; gevangennemen; halt houden; in hechtenis nemen; inrekenen; ophouden; oppakken; remmen; stelpen; stillen; stilstaan; stilzetten; stoppen; stopzetten; tegenhouden; tegenwerken; temporiseren; tot staan brengen; tot stilstand brengen; tot stilstand komen; uitdoen; uitmaken; uitschakelen; uitzetten; vatten; vertragen; weerhouden
cesser ermee uitscheiden; opgeven; ophouden; staken; stoppen; uitscheiden afsluiten; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; halt houden; ophouden; remmen; stoppen; stopzetten; tegenhouden; temporiseren; tot staan brengen; vertragen
cesser le travail in staking zijn; staken
faire grève in staking zijn; staken
faire la grève het werk neerleggen als protest; in staking gaan; staken; werkonderbreken
laisser ermee uitscheiden; opgeven; ophouden; staken; stoppen; uitscheiden achterlaten; afstaan; bevrijden; dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; iemand iets nalaten; in vrijheid stellen; inwilligen; laten; laten staan; legateren; loslaten; losmaken; nalaten; overgeven; permitteren; teruglaten; toelaten; toestaan; toestemmen; van de boeien ontdoen; vererven; vergunnen; vermaken; veronachtzamen; vrijlaten
renoncer à ermee uitscheiden; opgeven; ophouden; staken; stoppen; uitscheiden afstand doen; afzien; afzweren; verstoten
se mettre en grève het werk neerleggen als protest; in staking zijn; staken; werkonderbreken
suspendre le travail in staking zijn; staken
tenir levé in staking zijn; staken afsluiten; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; hooghouden; in de hoogte houden; omhooghouden; ophouden; stoppen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fin adrem; arglistig; bijdehand; delicaat; doortrapt; dun; elegant; fel; fijn; fijn van smaak; fijngebouwd; fijngevoelig; fijnzinnig; gehaaid; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; gracieus; grievend; hanig; krenkend; kwetsend; leep; lichtgebouwd; link; listig; pinnig; raak; rank; scherp; scherpzinnig; schrander; sierlijk; slank; slim; slinks; sluw; snedig; snibbig; subtiel; teerbesnaard; teergevoelig; tenger; uitgeslapen; vinnig; vlijmend