Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor spannen (Nederlands) in het Frans
spannen:
-
de spannen (koppels)
-
spannen (opspannen)
tendre; étendre-
tendre werkwoord (tends, tend, tendons, tendez, tendent, tendais, tendait, tendions, tendiez, tendaient, tendis, tendit, tendîmes, tendîtes, tendirent, tendrai, tendras, tendra, tendrons, tendrez, tendront)
-
étendre werkwoord (étends, étend, étendons, étendez, étendent, étendais, étendait, étendions, étendiez, étendaient, étendis, étendit, étendîmes, étendîtes, étendirent, étendrai, étendras, étendra, étendrons, étendrez, étendront)
-
Conjugations for spannen:
o.t.t.
- span
- spant
- spant
- spannen
- spannen
- spannen
o.v.t.
- spande
- spande
- spande
- spanden
- spanden
- spanden
v.t.t.
- heb gespannen
- hebt gespannen
- heeft gespannen
- hebben gespannen
- hebben gespannen
- hebben gespannen
v.v.t.
- had gespannen
- had gespannen
- had gespannen
- hadden gespannen
- hadden gespannen
- hadden gespannen
o.t.t.t.
- zal spannen
- zult spannen
- zal spannen
- zullen spannen
- zullen spannen
- zullen spannen
o.v.t.t.
- zou spannen
- zou spannen
- zou spannen
- zouden spannen
- zouden spannen
- zouden spannen
en verder
- ben gespannen
- bent gespannen
- is gespannen
- zijn gespannen
- zijn gespannen
- zijn gespannen
diversen
- span!
- spant!
- gespannen
- spannend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor spannen:
Verwante woorden van "spannen":
Wiktionary: spannen
spannen
verb
-
attacher des bêtes de trait à une voiture, à une charrue, etc.
-
(familier, fr) Occitanie|fr exaspérer, gonfler.
-
tendre ou étendre avec force ; rendre raide.
-
Traductions à trier suivant le sens
-
Renfermer, ranger, mettre en lieu sûr, à l’abri. (Sens général).
-
étirer un fil, une corde, une surface; tirer une corde par plusieurs côtés pour la rendre raide ; étirer une peau.
spannen vorm van span:
-
de span (groep van twee of meer; stel; koppel)
Vertaal Matrix voor span:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
couple | groep van twee of meer; koppel; span; stel | koppel; levenspaar; paar; stel; stelletje; twee personen; twee stuks; tweetal |
ensemble | groep van twee of meer; koppel; span; stel | combinatie; complet; ensemble; ensemble kleding; herenkostuum; kostuum; maatpak; pak; samenstelling; tenue; uniform |
groupe paire | groep van twee of meer; koppel; span; stel | |
paire | groep van twee of meer; koppel; span; stel | koppel; levenspaar; paar; stel; stelletje; twee personen; twee stuks; tweetal |
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ensemble | artikelpakket; benoemde set; set | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ensemble | bij elkaar; bijeen; gemeenschappelijk; gezamenlijk; in elkaar; ineen; met z'n beiden; met zijn allen; saam; samen; tezamen |