Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. spalken:
  2. spalk:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor spalken (Nederlands) in het Frans

spalken:

spalken werkwoord (spalk, spalkt, spalkte, spalkten, gespalkt)

  1. spalken (een spalk zetten)
    se fendre; éclisser
    • se fendre werkwoord
    • éclisser werkwoord (éclisse, éclisses, éclissons, éclissez, )

Conjugations for spalken:

o.t.t.
  1. spalk
  2. spalkt
  3. spalkt
  4. spalken
  5. spalken
  6. spalken
o.v.t.
  1. spalkte
  2. spalkte
  3. spalkte
  4. spalkten
  5. spalkten
  6. spalkten
v.t.t.
  1. heb gespalkt
  2. hebt gespalkt
  3. heeft gespalkt
  4. hebben gespalkt
  5. hebben gespalkt
  6. hebben gespalkt
v.v.t.
  1. had gespalkt
  2. had gespalkt
  3. had gespalkt
  4. hadden gespalkt
  5. hadden gespalkt
  6. hadden gespalkt
o.t.t.t.
  1. zal spalken
  2. zult spalken
  3. zal spalken
  4. zullen spalken
  5. zullen spalken
  6. zullen spalken
o.v.t.t.
  1. zou spalken
  2. zou spalken
  3. zou spalken
  4. zouden spalken
  5. zouden spalken
  6. zouden spalken
en verder
  1. ben gespalkt
  2. bent gespalkt
  3. is gespalkt
  4. zijn gespalkt
  5. zijn gespalkt
  6. zijn gespalkt
diversen
  1. spalk!
  2. spalkt!
  3. gespalkt
  4. spalkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor spalken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
se fendre een spalk zetten; spalken barsten; doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doormidden hakken; in tweeën houwen; klieven; kloven; kunnen stikken; ontploffen; ploffen; splijten; splitsen; springen; uit elkaar spatten; uit elkaar springen; uiteensplijten
éclisser een spalk zetten; spalken

Verwante woorden van "spalken":


spalk:

spalk [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de spalk
    l'attelle; l'éclisse
    • attelle [la ~] zelfstandig naamwoord
    • éclisse [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor spalk:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
attelle spalk
éclisse spalk chip; diggel; lasijzer; lasplaat; scherf; splinter

Verwante woorden van "spalk":


Wiktionary: spalk

spalk
noun
  1. Petit canal placer au bord des toits et par où les eaux de pluie s’écouler.
  2. Attelle.

Cross Translation:
FromToVia
spalk plâtre cast — medicine: supportive and immobilising device
spalk attelle splint — immobilizing device
spalk gouttière Traufe — die waagerechte Tropfkante am Dach eines Gebäudes, an der normalerweise die Dachrinne untergebracht ist