Nederlands
Uitgebreide vertaling voor soepel (Nederlands) in het Frans
soepel:
-
soepel (meegaand; inschikkelijk; gewillig; toegeeflijk; gedwee; toegevend)
complaisant; indulgent; coulant; avec indulgence; facile à vivre; avec complaisance; souple; docile; empressé; docilement; accommodant; avec empressement-
complaisant bijvoeglijk naamwoord
-
indulgent bijvoeglijk naamwoord
-
coulant bijvoeglijk naamwoord
-
avec indulgence bijvoeglijk naamwoord
-
facile à vivre bijvoeglijk naamwoord
-
avec complaisance bijvoeglijk naamwoord
-
souple bijvoeglijk naamwoord
-
docile bijvoeglijk naamwoord
-
empressé bijvoeglijk naamwoord
-
docilement bijvoeglijk naamwoord
-
accommodant bijvoeglijk naamwoord
-
avec empressement bijvoeglijk naamwoord
-
-
soepel (buigbaar; flexibel)
flexible; pétrissable; souple; transformable; élastique; maniable; malléable-
flexible bijvoeglijk naamwoord
-
pétrissable bijvoeglijk naamwoord
-
souple bijvoeglijk naamwoord
-
transformable bijvoeglijk naamwoord
-
élastique bijvoeglijk naamwoord
-
maniable bijvoeglijk naamwoord
-
malléable bijvoeglijk naamwoord
-
-
soepel (lenig)
souple; malléable; avec souplesse; flexible-
souple bijvoeglijk naamwoord
-
malléable bijvoeglijk naamwoord
-
avec souplesse bijvoeglijk naamwoord
-
flexible bijvoeglijk naamwoord
-
-
soepel (buigzaam; flexibel; meegaand)
flexible; avec souplesse; souple; élastique; maniable-
flexible bijvoeglijk naamwoord
-
avec souplesse bijvoeglijk naamwoord
-
souple bijvoeglijk naamwoord
-
élastique bijvoeglijk naamwoord
-
maniable bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor soepel:
Verwante woorden van "soepel":
Synoniemen voor "soepel":
Antoniemen van "soepel":
Verwante definities voor "soepel":
Computer vertaling door derden: