Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. snuit:
  2. snuiten:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor snuit (Nederlands) in het Frans

snuit:

snuit [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de snuit (tronie; porum; smoel; )
    la gueule; la frimousse; la trogne
    • gueule [la ~] zelfstandig naamwoord
    • frimousse [la ~] zelfstandig naamwoord
    • trogne [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor snuit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
frimousse bakkes; ponum; porum; smoel; smoelwerk; snoet; snuit; tronie toet
gueule bakkes; ponum; porum; smoel; smoelwerk; snoet; snuit; tronie bek; brutaal zijn; grote mond hebben; lazer; lazerij; muil; smoel; smoelwerk; tater; waffel
trogne bakkes; ponum; porum; smoel; smoelwerk; snoet; snuit; tronie

Verwante woorden van "snuit":


Wiktionary: snuit

snuit
noun
  1. partie de la tête de certains animaux, qui comprendre la gueule et le nez. Il se dit surtout lorsque cette partir est pointue.
  2. Trompe d’animal

Cross Translation:
FromToVia
snuit museau muzzle — part of animal's head
snuit museau snout — long, projecting nose, mouth and jaw of a beast
snuit gueule Maul — Körperöffnung bei Tieren, durch die Nahrung aufgenommen wird
snuit museau Schnauze — vorspringender Maul- und Nasenbereich bei Tieren

snuit vorm van snuiten:

snuiten werkwoord (snuit, snoot, snoten, gesnoten)

  1. snuiten

Conjugations for snuiten:

o.t.t.
  1. snuit
  2. snuit
  3. snuit
  4. snuiten
  5. snuiten
  6. snuiten
o.v.t.
  1. snoot
  2. snoot
  3. snoot
  4. snoten
  5. snoten
  6. snoten
v.t.t.
  1. heb gesnoten
  2. hebt gesnoten
  3. heeft gesnoten
  4. hebben gesnoten
  5. hebben gesnoten
  6. hebben gesnoten
v.v.t.
  1. had gesnoten
  2. had gesnoten
  3. had gesnoten
  4. hadden gesnoten
  5. hadden gesnoten
  6. hadden gesnoten
o.t.t.t.
  1. zal snuiten
  2. zult snuiten
  3. zal snuiten
  4. zullen snuiten
  5. zullen snuiten
  6. zullen snuiten
o.v.t.t.
  1. zou snuiten
  2. zou snuiten
  3. zou snuiten
  4. zouden snuiten
  5. zouden snuiten
  6. zouden snuiten
en verder
  1. ben gesnoten
  2. bent gesnoten
  3. is gesnoten
  4. zijn gesnoten
  5. zijn gesnoten
  6. zijn gesnoten
diversen
  1. snuit!
  2. snuitt!
  3. gesnoten
  4. snuitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor snuiten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
se moucher snuiten sniffen; snotteren

Verwante woorden van "snuiten":


Wiktionary: snuiten

snuiten
verb
  1. door beurtelings de neus samen te knijpen en door de neus te blazen slijm uit de neusholte verwijderen

Cross Translation:
FromToVia
snuiten (se) moucher schnauben — sich die Nase putzen

Verwante vertalingen van snuit