Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. snoeper:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor snoeper (Nederlands) in het Frans

snoeper:

snoeper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de snoeper (lekkerbek; gourmet; smulpaap; likkebaard; likkepot)
    le gourmand; le gourmet; le lécheur; la lécheuse; le fin bec; le gastronome; la fine bouche; le connaisseur
  2. de snoeper (iemand die graag snoept)
    l'amateur de sucreries

Vertaal Matrix voor snoeper:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
amateur de sucreries iemand die graag snoept; snoeper zoetekauw
connaisseur gourmet; lekkerbek; likkebaard; likkepot; smulpaap; snoeper deskundige; expert; fijnproever; gastronoom; kenner; kunstkenner; specialist; vakkundige
fin bec gourmet; lekkerbek; likkebaard; likkepot; smulpaap; snoeper
fine bouche gourmet; lekkerbek; likkebaard; likkepot; smulpaap; snoeper fijnproever; gastronoom
gastronome gourmet; lekkerbek; likkebaard; likkepot; smulpaap; snoeper fijnproever; gastronoom
gourmand gourmet; lekkerbek; likkebaard; likkepot; smulpaap; snoeper gulzigaard; schrokop; slokop; veelvraat; vreetzak
gourmet gourmet; lekkerbek; likkebaard; likkepot; smulpaap; snoeper fijnproever; gastronoom
lécheur gourmet; lekkerbek; likkebaard; likkepot; smulpaap; snoeper hielenlikker; kruiper; lage vleier; likker; slijmerd; strooplikker; uitslover
lécheuse gourmet; lekkerbek; likkebaard; likkepot; smulpaap; snoeper uitslover
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gourmand verlekkerd

Verwante woorden van "snoeper":


Wiktionary: snoeper

snoeper
noun
  1. Personne qui, déguster le vin, savoir en déterminer la provenance, la date et les diverses caractéristiques.