Nederlands

Uitgebreide vertaling voor snack (Nederlands) in het Frans

snack:

snack [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de snack (tussendoortje; hapje)
    l'amuse-gueule; la bouchée; le snack; la friandise; le coupe-faim; le coup de dent; le repas que l'on sert à toute heure

Vertaal Matrix voor snack:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
amuse-gueule hapje; snack; tussendoortje delicatesse; lekkernij; lekkers; liflafje; tussendoortje; versnapering; zoetigheid
bouchée hapje; snack; tussendoortje bonbon; chocolaatje; hap; mondvol
coup de dent hapje; snack; tussendoortje happen in; toehappen
coupe-faim hapje; snack; tussendoortje
friandise hapje; snack; tussendoortje delicatesse; hapje; heerlijkheid; kandij; lekkernij; lekkers; liflafje; snoepgoed; snoepjes; tussendoortje; versnapering; zoetigheid
repas que l'on sert à toute heure hapje; snack; tussendoortje
snack hapje; snack; tussendoortje cafetaria; frituur; patatkraam; snackbar

Verwante woorden van "snack":

  • snacks

Verwante definities voor "snack":

  1. hartig hapje1
    • we kregen allerlei snacks bij de borrel1