Nederlands
Uitgebreide vertaling voor smullen (Nederlands) in het Frans
smullen:
-
smullen
faire bonne chère; se régaler; jouir de; jouir-
faire bonne chère werkwoord
-
se régaler werkwoord
-
jouir de werkwoord
-
jouir werkwoord (jouis, jouit, jouissons, jouissez, jouissent, jouissais, jouissait, jouissions, jouissiez, jouissaient, jouîmes, jouîtes, jouirent, jouirai, jouiras, jouira, jouirons, jouirez, jouiront)
-
-
smullen (smikkelen; savoureren; lekker eten)
savourer; faire bonne chère; se régaler; jouir de; jouir; piquer; bouffer-
savourer werkwoord (savoure, savoures, savourons, savourez, savourent, savourais, savourait, savourions, savouriez, savouraient, savourai, savouras, savoura, savourâmes, savourâtes, savourèrent, savourerai, savoureras, savourera, savourerons, savourerez, savoureront)
-
faire bonne chère werkwoord
-
se régaler werkwoord
-
jouir de werkwoord
-
jouir werkwoord (jouis, jouit, jouissons, jouissez, jouissent, jouissais, jouissait, jouissions, jouissiez, jouissaient, jouîmes, jouîtes, jouirent, jouirai, jouiras, jouira, jouirons, jouirez, jouiront)
-
piquer werkwoord (pique, piques, piquons, piquez, piquent, piquais, piquait, piquions, piquiez, piquaient, piquai, piquas, piqua, piquâmes, piquâtes, piquèrent, piquerai, piqueras, piquera, piquerons, piquerez, piqueront)
-
bouffer werkwoord (bouffe, bouffes, bouffons, bouffez, bouffent, bouffais, bouffait, bouffions, bouffiez, bouffaient, bouffai, bouffas, bouffa, bouffâmes, bouffâtes, bouffèrent, boufferai, boufferas, bouffera, boufferons, boufferez, boufferont)
-
Conjugations for smullen:
o.t.t.
- smul
- smult
- smult
- smullen
- smullen
- smullen
o.v.t.
- smulde
- smulde
- smulde
- smulden
- smulden
- smulden
v.t.t.
- heb gesmuld
- hebt gesmuld
- heeft gesmuld
- hebben gesmuld
- hebben gesmuld
- hebben gesmuld
v.v.t.
- had gesmuld
- had gesmuld
- had gesmuld
- hadden gesmuld
- hadden gesmuld
- hadden gesmuld
o.t.t.t.
- zal smullen
- zult smullen
- zal smullen
- zullen smullen
- zullen smullen
- zullen smullen
o.v.t.t.
- zou smullen
- zou smullen
- zou smullen
- zouden smullen
- zouden smullen
- zouden smullen
en verder
- ben gesmuld
- bent gesmuld
- is gesmuld
- zijn gesmuld
- zijn gesmuld
- zijn gesmuld
diversen
- smul!
- smult!
- gesmuld
- smullend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze