Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
petit
|
|
baby; dreumes; hondje; hummel; jong; jonge kat; katje; kind; kind dat aan de borst is; klein kind; klein meisje; kleine jongen; kleintje; kleuter; peuter; poesje; uk; welp; wichtje; worm; wurm; zuigeling
|
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
-
|
nauw
|
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
limité
|
eng; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte
|
aan een kant beschrijfbaar; afgegrensd; begrensd; beperkt; eenzijdig; geborneerd; gelimiteerd; ingeperkt
|
petit
|
eng; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte
|
bekrompen; benepen; klein; kleingeestig; kleinzielig; ondermaats; petieterig; van geringe afmeting
|
petitement
|
eng; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte
|
bekrompen; benepen; bourgeois; burgerlijk; burgermannetjesachtig; dunnetjes; eng; kleingeestig; kleinzielig; kneuterig; krap; magertjes; met weinig ruimte; nauw; petieterig; schraal; schraaltjes; sobertjes
|
pressant
|
eng; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte
|
broodnodig; dringend; hoognodig; klemmend; lastig; met een groot gewicht; met spoed; moeilijk; niet makkelijk; ongemakkelijk; spoedeisend; urgent; zwaar
|
restreint
|
eng; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte
|
aan een kant beschrijfbaar; begrensd; beperkt; dichtbij; eenzijdig; eng; geborneerd; gelimiteerd; in de buurt; krap; met weinig ruimte; nabij; nabijgelegen; nauw; vlakbij
|
serré
|
eng; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte
|
beklemd; bekneld; bekrompen; benepen; chagrijnig; dringend; eng; geklemd; kleingeestig; kleinzielig; klemgereden; klemgezet; klemmend; knorrig; korzelig; krap; met spoed; met weinig ruimte; nauw; nauwsluitend; nors; nurks; onbuigzaam; onverzettelijk; spoedeisend; stijfkoppig; strak; stug; taai; urgent
|
ténu
|
eng; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte
|
|
étouffant
|
eng; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte
|
adembenemend; bedompt; benauwd; broeierig; drukkend; muf; verstikkend; zwoel
|
étouffé
|
eng; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte
|
afgedempt; gedempt
|
étroit
|
eng; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte
|
bekrompen; eng; kleinburgerlijk; krap; met weinig ruimte; nauw; nauwsluitend; strak
|
étroitement
|
eng; nauw; smal; smalletjes; van geringe breedte
|
eng; krap; met weinig ruimte; nauw; nauwsluitend; strak
|