Nederlands

Uitgebreide vertaling voor smadend (Nederlands) in het Frans

smadend:

smadend bijvoeglijk naamwoord

  1. smadend (honend; spottend; smadelijk; schamper; smalend)
    humiliant; sarcastique; narquoisement; amer; honteux; acide; aigre; âpre; acerbe; âcre; aigrement; dédaigneux; amèrement; injurieux; âprement; railleur; honteusement; avec mépris; avec sarcasme; d'un air narquois; avec amertume
  2. smadend (kwaadsprekend; lasterlijk)
    médisant; calomnieux; calomnieusement

Vertaal Matrix voor smadend:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acide zurigheid; zuur
railleur spotter
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acerbe honend; schamper; smadelijk; smadend; smalend; spottend bits; bitter; bitter van smaak; bitterachtig; fel; giftig; grievend; hanig; kattig; krenkend; kwaad; kwetsend; nijdig; onvriendelijk; pinnig; scherp; snauwerig; snibbig; spinnig; vinnig; vlijmend; vlijmscherp; woedend; zeer boos
acide honend; schamper; smadelijk; smadend; smalend; spottend bitter; bitterachtig; galachtig; wrang; zuur; zuur smakend
aigre honend; schamper; smadelijk; smadend; smalend; spottend bits; bitter; bitter teleurgesteld; fel; galachtig; grimmig; hanig; kattig; pinnig; rins; scherp; snibbig; spinnig; verbeten; verbitterd; vinnig; vlijmend; wrang; wrangig; zurig; zuur; zuur smakend
aigrement honend; schamper; smadelijk; smadend; smalend; spottend bitter; bitter teleurgesteld; fel; galachtig; grimmig; hanig; pinnig; scherp; snibbig; verbeten; verbitterd; vinnig; vlijmend; wrang; zuur; zuur smakend
amer honend; schamper; smadelijk; smadend; smalend; spottend bitter; bitter van smaak; bitterachtig; galachtig; onheus; wrang; zuur; zuur smakend
amèrement honend; schamper; smadelijk; smadend; smalend; spottend bitter; bitterachtig; galachtig; zuur
avec amertume honend; schamper; smadelijk; smadend; smalend; spottend
avec mépris honend; schamper; smadelijk; smadend; smalend; spottend honend; hooghartig; laag; minachtend; smalend; spottend; verachtelijk
avec sarcasme honend; schamper; smadelijk; smadend; smalend; spottend met sarcasme; sarcastisch
calomnieusement kwaadsprekend; lasterlijk; smadend kwaadsprekend; lasterend; lasterlijk
calomnieux kwaadsprekend; lasterlijk; smadend kwaadsprekend; lasterend; lasterlijk
d'un air narquois honend; schamper; smadelijk; smadend; smalend; spottend
dédaigneux honend; schamper; smadelijk; smadend; smalend; spottend geringschattend; honend; hooghartig; kleinerend; laag; laatdunkend; minachtend; neerbuigend; smalend; spottend; trots; uit de hoogte; vanuit de hoogte; verachtelijk
honteusement honend; schamper; smadelijk; smadend; smalend; spottend gemeen; godgeklaagd; hemeltergend; kleinerend; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; onedel; schandalig; schandelijk; ten hemel schreiend; verfoeilijk; vernederend; zeer ergerlijk
honteux honend; schamper; smadelijk; smadend; smalend; spottend aanstootgevend; aanstotelijk; beschamend; godgeklaagd; hemeltergend; kleinerend; ten hemel schreiend; vernederend; zeer ergerlijk; zondig
humiliant honend; schamper; smadelijk; smadend; smalend; spottend kleinerend; vernederend
injurieux honend; schamper; smadelijk; smadend; smalend; spottend aanstootgevend; aanstotelijk; beledigend; grievend; krenkend; kwetsend; stotend
médisant kwaadsprekend; lasterlijk; smadend kwaadsprekend; lasterend; lasterlijk
narquoisement honend; schamper; smadelijk; smadend; smalend; spottend
railleur honend; schamper; smadelijk; smadend; smalend; spottend
sarcastique honend; schamper; smadelijk; smadend; smalend; spottend
âcre honend; schamper; smadelijk; smadend; smalend; spottend bitter teleurgesteld; heet; onderdrukt; opgekropt; pikant; scherp; scherp van smaak; verbeten; verbitterd; verkropt
âpre honend; schamper; smadelijk; smadend; smalend; spottend bar; bijtend; bitter; bitter teleurgesteld; bitter van smaak; bitterachtig; doordringend; fel; gemeen; grievend; grimmig; heet; krenkend; kwetsend; onbegroeid; onderdrukt; opgekropt; pikant; scherp; scherp van smaak; verbeten; verbitterd; verkropt; wrangig
âprement honend; schamper; smadelijk; smadend; smalend; spottend bar; bitter teleurgesteld; grimmig; onbegroeid; onderdrukt; opgekropt; verbeten; verbitterd; verkropt

smaden:

smaden werkwoord (smaad, smaadt, smaadde, smaadden, gesmaad)

  1. smaden (smalen)
    insulter; outrager; ridiculiser; railler; se moquer de; rendre ridicule; tourner en dérision; tourner au ridicule
    • insulter werkwoord (insulte, insultes, insultons, insultez, )
    • outrager werkwoord (outrage, outrages, outrageons, outragez, )
    • ridiculiser werkwoord (ridiculise, ridiculises, ridiculisons, ridiculisez, )
    • railler werkwoord (raille, railles, raillons, raillez, )
    • se moquer de werkwoord
    • rendre ridicule werkwoord
  2. smaden (lasteren; kwaadspreken; belasteren)
    maudire; blesser; insulter; froisser; offenser; calomnier; diffamer; porter préjudice à
    • maudire werkwoord (maudis, maudit, maudissons, maudissez, )
    • blesser werkwoord (blesse, blesses, blessons, blessez, )
    • insulter werkwoord (insulte, insultes, insultons, insultez, )
    • froisser werkwoord (froisse, froisses, froissons, froissez, )
    • offenser werkwoord (offense, offenses, offensons, offensez, )
    • calomnier werkwoord (calomnie, calomnies, calomnions, calomniez, )
    • diffamer werkwoord (diffame, diffames, diffamons, diffamez, )

Conjugations for smaden:

o.t.t.
  1. smaad
  2. smaadt
  3. smaadt
  4. smaden
  5. smaden
  6. smaden
o.v.t.
  1. smaadde
  2. smaadde
  3. smaadde
  4. smaadden
  5. smaadden
  6. smaadden
v.t.t.
  1. heb gesmaad
  2. hebt gesmaad
  3. heeft gesmaad
  4. hebben gesmaad
  5. hebben gesmaad
  6. hebben gesmaad
v.v.t.
  1. had gesmaad
  2. had gesmaad
  3. had gesmaad
  4. hadden gesmaad
  5. hadden gesmaad
  6. hadden gesmaad
o.t.t.t.
  1. zal smaden
  2. zult smaden
  3. zal smaden
  4. zullen smaden
  5. zullen smaden
  6. zullen smaden
o.v.t.t.
  1. zou smaden
  2. zou smaden
  3. zou smaden
  4. zouden smaden
  5. zouden smaden
  6. zouden smaden
en verder
  1. ben gesmaad
  2. bent gesmaad
  3. is gesmaad
  4. zijn gesmaad
  5. zijn gesmaad
  6. zijn gesmaad
diversen
  1. smaad!
  2. smaadt!
  3. gesmaad
  4. smadend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor smaden:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blesser belasteren; kwaadspreken; lasteren; smaden aantasten; aanvreten; bederven; benadelen; beschadigen; bezeren; blesseren; deren; duperen; folteren; grieven; in elkaar slaan; knauwen; krenken; kwellen; kwetsen; martelen; nadeel berokkenen; nadeel toebrengen; pijn bezorgen; pijn doen; pijnigen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; toetakelen; verwonden; zeer doen; zich bezeren; zich pijn doen; zich verwonden
calomnier belasteren; kwaadspreken; lasteren; smaden belasteren; beschimpen; honen; kwaadspreken; lasteren; ontheiligen; ontwijden; roddelen; schenden; verguizen; zwart kleuren; zwartmaken
diffamer belasteren; kwaadspreken; lasteren; smaden beschimpen; honen; onteren; ontheiligen; ontwijden; schenden; verguizen; zwart kleuren; zwartmaken
froisser belasteren; kwaadspreken; lasteren; smaden grieven; krenken; kreukelen; kreuken; kwetsen; opfrommelen; pijn bezorgen; pijn doen; rimpelen; ruisen; suizelen; suizen; verfrommelen; verkreukelen; verwonden; zeer doen
insulter belasteren; kwaadspreken; lasteren; smaden; smalen afgeven op; beledigen; beschimpen; donderen; foeteren; fulmineren; grieven; ketteren; krenken; kwetsen; pijn doen; razen; schamperen; schelden; schelden op; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uit de slof schieten; uitjouwen; uitmaken voor; uitschelden; uitvaren; zeer doen
maudire belasteren; kwaadspreken; lasteren; smaden verdoemen; vervloeken; verwensen
offenser belasteren; kwaadspreken; lasteren; smaden grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; schofferen; zeer doen
outrager smaden; smalen
porter préjudice à belasteren; kwaadspreken; lasteren; smaden achterstellen; afbreuk doen aan; benadelen; beschadigen; deren; discrimineren; kwaad doen; nadeel berokkenen; nadelig zijn; schaden
railler smaden; smalen belachelijk maken; bespotten; de draak steken; de spot drijven; ironiseren; schamperen; spotten
rendre ridicule smaden; smalen belachelijk maken; bespotten; de draak steken; de spot drijven; ironiseren; schamperen; spotten
ridiculiser smaden; smalen belachelijk maken; bespotten; de draak steken; de spot drijven; ironiseren; schamperen; spotten
se moquer de smaden; smalen belachelijk maken; bespotten; de draak steken; de spot drijven; ironiseren; schamperen; spotten; uitlachen
tourner au ridicule smaden; smalen belachelijk maken; bespotten; de spot drijven; ironiseren; schamperen
tourner en dérision smaden; smalen belachelijk maken; bespotten; de draak steken; de spot drijven; ironiseren; schamperen; spotten

Verwante woorden van "smaden":


Wiktionary: smaden


Cross Translation:
FromToVia
smaden calomnier slander — utter a slanderous statement