Nederlands
Uitgebreide vertaling voor smachtend (Nederlands) in het Frans
smachtend:
-
smachtend (hunkerend; verlangend; reikhalzend)
désireux; languissant; avide; alangui; aspirant à; langoureux; d'une manière languissante-
désireux bijvoeglijk naamwoord
-
languissant bijvoeglijk naamwoord
-
avide bijvoeglijk naamwoord
-
alangui bijvoeglijk naamwoord
-
aspirant à bijvoeglijk naamwoord
-
langoureux bijvoeglijk naamwoord
-
d'une manière languissante bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor smachtend:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
alangui | hunkerend; reikhalzend; smachtend; verlangend | |
aspirant à | hunkerend; reikhalzend; smachtend; verlangend | |
avide | hunkerend; reikhalzend; smachtend; verlangend | begerend; begerig; belust; gretig; happig; hebberig; hebzuchtig; inhalig; roofgierig; roofziek; roofzuchtig; verlangend; verzot |
d'une manière languissante | hunkerend; reikhalzend; smachtend; verlangend | armetierig; kwijnend |
désireux | hunkerend; reikhalzend; smachtend; verlangend | begerend; begerig; belust; gretig; happig; verlangend; verzot |
langoureux | hunkerend; reikhalzend; smachtend; verlangend | armetierig; kwijnend |
languissant | hunkerend; reikhalzend; smachtend; verlangend | armetierig; futloos; kwijnend; lamlendig; lusteloos; mat; slap |
Wiktionary: smachtend
smachtend
adjective
-
langoureux ; énamouré
smachtend vorm van smachten:
-
smachten (kwijnend verlangen; snakken; kwijnen)
languir; souhaiter ardemment; soupirer après; aspirer à; désirer ardemment; avoir très envie-
languir werkwoord (languis, languit, languissons, languissez, languissent, languissais, languissait, languissions, languissiez, languissaient, languîmes, languîtes, languirent, languirai, languiras, languira, languirons, languirez, languiront)
-
souhaiter ardemment werkwoord
-
soupirer après werkwoord
-
aspirer à werkwoord
-
désirer ardemment werkwoord
-
avoir très envie werkwoord
-
Conjugations for smachten:
o.t.t.
- smacht
- smacht
- smacht
- smachten
- smachten
- smachten
o.v.t.
- smachtte
- smachtte
- smachtte
- smachtten
- smachtten
- smachtten
v.t.t.
- heb gesmacht
- hebt gesmacht
- heeft gesmacht
- hebben gesmacht
- hebben gesmacht
- hebben gesmacht
v.v.t.
- had gesmacht
- had gesmacht
- had gesmacht
- hadden gesmacht
- hadden gesmacht
- hadden gesmacht
o.t.t.t.
- zal smachten
- zult smachten
- zal smachten
- zullen smachten
- zullen smachten
- zullen smachten
o.v.t.t.
- zou smachten
- zou smachten
- zou smachten
- zouden smachten
- zouden smachten
- zouden smachten
en verder
- ben gesmacht
- bent gesmacht
- is gesmacht
- zijn gesmacht
- zijn gesmacht
- zijn gesmacht
diversen
- smacht!
- smacht!
- gesmacht
- smachtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor smachten:
Wiktionary: smachten
smachten
Cross Translation:
verb
smachten
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• smachten | → désirer; convoiter | ↔ covet — to wish for with eagerness |
• smachten | → mourir; languir | ↔ languish — to pine away with longing |
• smachten | → joie | ↔ lust — strongly desire |
• smachten | → languir | ↔ yearn — to have a strong desire; to long |
Computer vertaling door derden: