Nederlands

Uitgebreide vertaling voor sloof (Nederlands) in het Frans

sloof:

sloof [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de sloof (schort; voorschoot; werkschort; schortje)
    le tablier
    • tablier [le ~] zelfstandig naamwoord
  2. de sloof (huissloof; moeke)
    la bonne; la bonne à tout faire; l'esclave de ménage

Vertaal Matrix voor sloof:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bonne huissloof; moeke; sloof dienstbode; dienstmeisje; vrouw; vrouwmens; vrouwspersoon
bonne à tout faire huissloof; moeke; sloof loonslaaf; werkezel; werkslaaf
esclave de ménage huissloof; moeke; sloof
tablier schort; schortje; sloof; voorschoot; werkschort
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bonne heerlijk; hemels; kostelijk; lekker; overheerlijk; reuzelekker; smakelijk; verrukkelijk; zalig

Verwante woorden van "sloof":


sloven:

sloven werkwoord (sloof, slooft, sloofte, slooften, geslooft)

  1. sloven (zich afsloven; zwoegen; ploeteren; )
    épuiser; besogner; peiner; se tuer
    • épuiser werkwoord (épuise, épuises, épuisons, épuisez, )
    • besogner werkwoord (besogne, besognes, besognons, besognez, )
    • peiner werkwoord (peine, peines, peinons, peinez, )
    • se tuer werkwoord
  2. sloven (hard werken; half dood werken; afbeulen; )
    travailler dur; se tuer à la tâche; surmener; peiner; trimer
    • travailler dur werkwoord
    • surmener werkwoord (surmène, surmènes, surmenons, surmenez, )
    • peiner werkwoord (peine, peines, peinons, peinez, )
    • trimer werkwoord (trime, trimes, trimons, trimez, )

Conjugations for sloven:

o.t.t.
  1. sloof
  2. slooft
  3. slooft
  4. sloven
  5. sloven
  6. sloven
o.v.t.
  1. sloofte
  2. sloofte
  3. sloofte
  4. slooften
  5. slooften
  6. slooften
v.t.t.
  1. heb geslooft
  2. hebt geslooft
  3. heeft geslooft
  4. hebben geslooft
  5. hebben geslooft
  6. hebben geslooft
v.v.t.
  1. had geslooft
  2. had geslooft
  3. had geslooft
  4. hadden geslooft
  5. hadden geslooft
  6. hadden geslooft
o.t.t.t.
  1. zal sloven
  2. zult sloven
  3. zal sloven
  4. zullen sloven
  5. zullen sloven
  6. zullen sloven
o.v.t.t.
  1. zou sloven
  2. zou sloven
  3. zou sloven
  4. zouden sloven
  5. zouden sloven
  6. zouden sloven
en verder
  1. ben geslooft
  2. bent geslooft
  3. is geslooft
  4. zijn geslooft
  5. zijn geslooft
  6. zijn geslooft
diversen
  1. sloof!
  2. slooft!
  3. geslooft
  4. slovend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor sloven:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
besogner afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen aanpoten; flink aanpakken; hard werken
peiner aanpoten; afbeulen; afjakkeren; afsloven; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen tobben
se tuer afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen
se tuer à la tâche aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven aanpoten; flink aanpakken; hard werken
surmener aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven
travailler dur aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven aanpoten; flink aanpakken; hard werken
trimer aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven tobben
épuiser afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen aan kracht inboeten; afmatten; decimeren; dunnen; minder talrijk maken; moe maken; opgebruiken; opkrijgen; opmaken; slopen; uitdunnen; uitputten; verdorsten; vermoeien; verslappen; verzwakken; wegkappen; zwak worden; zwakker worden

Verwante woorden van "sloven":