Nederlands
Uitgebreide vertaling voor slingerend (Nederlands) in het Frans
slingerend:
-
slingerend (heen en weer zwaaiend)
sinueux; oscillant; tortueux; serpentant-
sinueux bijvoeglijk naamwoord
-
oscillant bijvoeglijk naamwoord
-
tortueux bijvoeglijk naamwoord
-
serpentant bijvoeglijk naamwoord
-
-
slingerend (bochtig)
sinueux; tortueux; qui va en serpentant; oscillant; serpentant-
sinueux bijvoeglijk naamwoord
-
tortueux bijvoeglijk naamwoord
-
qui va en serpentant bijvoeglijk naamwoord
-
oscillant bijvoeglijk naamwoord
-
serpentant bijvoeglijk naamwoord
-
-
slingerend (gekronkeld; geslingerd)
Vertaal Matrix voor slingerend:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
oscillant | bochtig; heen en weer zwaaiend; slingerend | fluctuerend; heen en weer bewegend; schommelend; wiebelend |
qui va en serpentant | bochtig; slingerend | |
serpentant | bochtig; heen en weer zwaaiend; slingerend | |
sinueux | bochtig; heen en weer zwaaiend; slingerend | kronkelend; kronkelig |
tortueux | bochtig; heen en weer zwaaiend; slingerend | gebogen; gekromd; krom; kronkelend; kronkelig |
tourné | gekronkeld; geslingerd; slingerend | gedraaid; gefilmd; verdraaid; verwrongen |
slingerend vorm van slingeren:
-
slingeren (heen en weer zwaaien; schommelen; wiebelen; wiegen)
bercer; osciller; balancer; dodeliner; bringuebaler; se balancer; brimbaler-
bercer werkwoord (berce, berces, berçons, bercez, bercent, berçais, berçait, bercions, berciez, berçaient, berçai, berças, berça, berçâmes, berçâtes, bercèrent, bercerai, berceras, bercera, bercerons, bercerez, berceront)
-
osciller werkwoord (oscille, oscilles, oscillons, oscillez, oscillent, oscillais, oscillait, oscillions, oscilliez, oscillaient, oscillai, oscillas, oscilla, oscillâmes, oscillâtes, oscillèrent, oscillerai, oscilleras, oscillera, oscillerons, oscillerez, oscilleront)
-
balancer werkwoord (balance, balances, balançons, balancez, balancent, balançais, balançait, balancions, balanciez, balançaient, balançai, balanças, balança, balançâmes, balançâtes, balancèrent, balancerai, balanceras, balancera, balancerons, balancerez, balanceront)
-
dodeliner werkwoord
-
bringuebaler werkwoord
-
se balancer werkwoord
-
brimbaler werkwoord
-
-
slingeren (zwaaien; heen en weer zwaaien; zwenken)
agiter; virer; secouer; tourner; sursauter; balancer; vaciller; tituber; tressauter; bercer; osciller; chanceler; fluctuer; cahoter; se balancer; brimbaler; se déporter-
agiter werkwoord (agite, agites, agitons, agitez, agitent, agitais, agitait, agitions, agitiez, agitaient, agitai, agitas, agita, agitâmes, agitâtes, agitèrent, agiterai, agiteras, agitera, agiterons, agiterez, agiteront)
-
virer werkwoord (vire, vires, virons, virez, virent, virais, virait, virions, viriez, viraient, virai, viras, vira, virâmes, virâtes, virèrent, virerai, vireras, virera, virerons, virerez, vireront)
-
secouer werkwoord (secoue, secoues, secouons, secouez, secouent, secouais, secouait, secouions, secouiez, secouaient, secouai, secouas, secoua, secouâmes, secouâtes, secouèrent, secouerai, secoueras, secouera, secouerons, secouerez, secoueront)
-
tourner werkwoord (tourne, tournes, tournons, tournez, tournent, tournais, tournait, tournions, tourniez, tournaient, tournai, tournas, tourna, tournâmes, tournâtes, tournèrent, tournerai, tourneras, tournera, tournerons, tournerez, tourneront)
-
sursauter werkwoord (sursaute, sursautes, sursautons, sursautez, sursautent, sursautais, sursautait, sursautions, sursautiez, sursautaient, sursautai, sursautas, sursauta, sursautâmes, sursautâtes, sursautèrent, sursauterai, sursauteras, sursautera, sursauterons, sursauterez, sursauteront)
-
balancer werkwoord (balance, balances, balançons, balancez, balancent, balançais, balançait, balancions, balanciez, balançaient, balançai, balanças, balança, balançâmes, balançâtes, balancèrent, balancerai, balanceras, balancera, balancerons, balancerez, balanceront)
-
vaciller werkwoord (vacille, vacilles, vacillons, vacillez, vacillent, vacillais, vacillait, vacillions, vacilliez, vacillaient, vacillai, vacillas, vacilla, vacillâmes, vacillâtes, vacillèrent, vacillerai, vacilleras, vacillera, vacillerons, vacillerez, vacilleront)
-
tituber werkwoord (titube, titubes, titubons, titubez, titubent, titubais, titubait, titubions, titubiez, titubaient, titubai, titubas, tituba, titubâmes, titubâtes, titubèrent, tituberai, tituberas, titubera, tituberons, tituberez, tituberont)
-
tressauter werkwoord (tressaute, tressautes, tressautons, tressautez, tressautent, tressautais, tressautait, tressautions, tressautiez, tressautaient, tressautai, tressautas, tressauta, tressautâmes, tressautâtes, tressautèrent, tressauterai, tressauteras, tressautera, tressauterons, tressauterez, tressauteront)
-
bercer werkwoord (berce, berces, berçons, bercez, bercent, berçais, berçait, bercions, berciez, berçaient, berçai, berças, berça, berçâmes, berçâtes, bercèrent, bercerai, berceras, bercera, bercerons, bercerez, berceront)
-
osciller werkwoord (oscille, oscilles, oscillons, oscillez, oscillent, oscillais, oscillait, oscillions, oscilliez, oscillaient, oscillai, oscillas, oscilla, oscillâmes, oscillâtes, oscillèrent, oscillerai, oscilleras, oscillera, oscillerons, oscillerez, oscilleront)
-
chanceler werkwoord (chancelle, chancelles, chancelons, chancelez, chancellent, chancelais, chancelait, chancelions, chanceliez, chancelaient, chancelai, chancelas, chancela, chancelâmes, chancelâtes, chancelèrent, chancellerai, chancelleras, chancellera, chancellerons, chancellerez, chancelleront)
-
fluctuer werkwoord (fluctue, fluctues, fluctuons, fluctuez, fluctuent, fluctuais, fluctuait, fluctuions, fluctuiez, fluctuaient, fluctuai, fluctuas, fluctua, fluctuâmes, fluctuâtes, fluctuèrent, fluctuerai, fluctueras, fluctuera, fluctuerons, fluctuerez, fluctueront)
-
cahoter werkwoord (cahote, cahotes, cahotons, cahotez, cahotent, cahotais, cahotait, cahotions, cahotiez, cahotaient, cahotai, cahotas, cahota, cahotâmes, cahotâtes, cahotèrent, cahoterai, cahoteras, cahotera, cahoterons, cahoterez, cahoteront)
-
se balancer werkwoord
-
brimbaler werkwoord
-
se déporter werkwoord
-
-
slingeren (gooien)
-
slingeren (bengelen)
pendiller; osciller; se balancer-
pendiller werkwoord (pendille, pendilles, pendillons, pendillez, pendillent, pendillais, pendillait, pendillions, pendilliez, pendillaient, pendillai, pendillas, pendilla, pendillâmes, pendillâtes, pendillèrent, pendillerai, pendilleras, pendillera, pendillerons, pendillerez, pendilleront)
-
osciller werkwoord (oscille, oscilles, oscillons, oscillez, oscillent, oscillais, oscillait, oscillions, oscilliez, oscillaient, oscillai, oscillas, oscilla, oscillâmes, oscillâtes, oscillèrent, oscillerai, oscilleras, oscillera, oscillerons, oscillerez, oscilleront)
-
se balancer werkwoord
-
-
slingeren (rondslingeren)
Conjugations for slingeren:
o.t.t.
- slinger
- slingert
- slingert
- slingeren
- slingeren
- slingeren
o.v.t.
- slingerde
- slingerde
- slingerde
- slingerden
- slingerden
- slingerden
v.t.t.
- heb geslingerd
- hebt geslingerd
- heeft geslingerd
- hebben geslingerd
- hebben geslingerd
- hebben geslingerd
v.v.t.
- had geslingerd
- had geslingerd
- had geslingerd
- hadden geslingerd
- hadden geslingerd
- hadden geslingerd
o.t.t.t.
- zal slingeren
- zult slingeren
- zal slingeren
- zullen slingeren
- zullen slingeren
- zullen slingeren
o.v.t.t.
- zou slingeren
- zou slingeren
- zou slingeren
- zouden slingeren
- zouden slingeren
- zouden slingeren
en verder
- ben geslingerd
- bent geslingerd
- is geslingerd
- zijn geslingerd
- zijn geslingerd
- zijn geslingerd
diversen
- slinger!
- slingert!
- geslingerd
- slingerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor slingeren:
Verwante woorden van "slingeren":
Wiktionary: slingeren
slingeren
slingeren
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• slingeren | → méandre; grecquer | ↔ mäandern — Geographie: (bezogen auf Flüsse, Bäche) einen gewundenen Verlauf wie der Mäander aufweisen, sich in Mäanderform bewegen |
• slingeren | → lancer | ↔ sling — to throw |
Computer vertaling door derden: