Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dégourdi
|
|
doortraptheid; gewiekstheid; gladheid; listigheid; sluwheid; snoodheid
|
fin
|
|
afhaken; beëindiging; conclusie; eind; einde; eindigen; eindpunt; eindstreep; end; finale; finish; finishlijn; kappen; laatste opvoering; meet; ontknoping; ophouden; slot; slotbeschouwing; slotstuk; sluiting; sluitstuk; staken; uiteinde; uitscheiden
|
malin
|
|
bij de pinken zijn; doortraptheid; gewiekstheid; gladheid; kei; listigheid; slimme vos; slimmerd; sluwheid; snoodheid
|
roublard
|
|
gladjanus; gluiperd
|
rusé
|
|
doortraptheid; gewiekstheid; gladheid; goochemheid; leperd; leperik; listigheid; schranderheid; sluwheid; snoodheid; uitgeslapenheid
|
savant
|
|
academicus; geleerde; hooggeleerde; hoogleraar; prof; professor; wetenschapper; wijze
|
érudit
|
|
hooggeleerde; hoogleraar; prof; professor
|
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
-
|
bijdehand; intelligent; knap; pienter
|
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
adroit
|
clever; kien; pienter; schrander; slim; snugger; uitgeslapen
|
adrem; bedreven; behendig; bekwaam; berekenend; bijdehand; echt; eenvoudig; eerlijk; gehaaid; gemakkelijk; geoefend; gevat; gewiekst; handig; kundig; licht; makkelijk; menens; niet moeilijk; oprecht; raak; ronduit; simpel; snedig; vaardig
|
agile
|
clever; kien; pienter; schrander; slim; snugger; uitgeslapen
|
behendig; bekwaam; briljant; eenvoudig; gemakkelijk; handig; ingenieus; knap; kundig; kunstig; licht; makkelijk; niet moeilijk; rap; simpel; snel; vaardig; vindingrijk; vlot; vlug
|
astucieusement
|
bij de pinken; clever; goochem; kien; schrander; slim; uitgeslapen
|
adrem; berekenend; bijdehand; briljant; gehaaid; geslepen; gevat; gewiekst; ingenieus; knap; kundig; kunstig; leep; raak; scherpzinnig; sluw; snedig; spitsvondig; uitgekiend; vaardig; vindingrijk
|
astucieux
|
bij de pinken; clever; goochem; kien; pienter; schrander; slim; snugger; uitgeslapen
|
adrem; berekenend; bijdehand; briljant; fabelachtig; fantastisch; gaaf; gehaaid; geniaal; geslepen; gevat; gewiekst; ingenieus; knap; krankzinnig; kundig; kunstig; leep; met een fluwelen tong; met een gladde tong; raak; reuze; scherpzinnig; sluw; snedig; spitsvondig; te gek; uitgekiend; vaardig; vernuftig; vindingrijk; waanzinnig; welsprekend; wijs
|
avisé
|
bij de pinken; clever; goochem; kien; schrander; slim; uitgeslapen
|
adrem; bijdehand; briljant; doorgewinterde; gevat; ingenieus; knap; kundig; kunstig; raak; snedig; vaardig; vindingrijk
|
brillant
|
clever; kien; pienter; schrander; slim; snugger; uitgeslapen
|
beter dan de rest; betoverend; blinkend; briljant; briljante; fantastisch; fenomenaal; fonkelend; geniaal; geweldig; glansrijk; glanzend; glimmend; glinsterend; glunderend; grandioos; groots; ingenieus; knap; kundig; kunstig; licht gevend; lichtend; lichtgevend; luisterrijk; lumineus; magnifiek; prachtig; pralend; schijnend; schitterend; uitblinkend; uitnemend; uitstekend; vaardig; vindingrijk; voortreffelijk
|
clairvoyant
|
gevat; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; uitgeslapen
|
diep; diepzinnig; ziende
|
cultivé
|
geleerd; intelligent; slim; wijs
|
beleefd; belezen; beschaafd; erudiet; fatsoenlijk; geciviliseerd; gecultiveerd; geletterd; gemanierd; gestudeerd; hooggeleerd; netjes; ontgonnen; ontwikkeld; voorkomend; welgemanierd; wellevend; welopgevoed; wijs; zeer geleerd; zeer ontwikkeld
|
débrouillard
|
bij de pinken; clever; goochem; kien; pienter; schrander; slim; snugger; uitgeslapen
|
adrem; berekenend; bijdehand; gehaaid; gevat; gewiekst; raak; scherpzinnig; snedig; spitsvondig; uitgekiend
|
dégourdi
|
bij de pinken; clever; goochem; kien; schrander; slim; uitgeslapen
|
adrem; berekenend; bijdehand; geagiteerd; gehaaid; gevat; gewiekst; levendig; raak; snedig; verhit
|
fin
|
gevat; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; uitgeslapen
|
adrem; arglistig; bijdehand; delicaat; doortrapt; dun; elegant; fel; fijn; fijn van smaak; fijngebouwd; fijngevoelig; fijnzinnig; gehaaid; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; gracieus; grievend; hanig; krenkend; kwetsend; leep; lichtgebouwd; link; listig; pinnig; raak; rank; scherp; sierlijk; slank; slinks; sluw; snedig; snibbig; subtiel; teerbesnaard; teergevoelig; tenger; vinnig; vlijmend
|
finement
|
gevat; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; uitgeslapen
|
dun; elegant; fijn; fijngebouwd; gracieus; rank; sierlijk; slank; tenger
|
futé
|
bij de pinken; clever; goochem; kien; pienter; schrander; slim; snugger; uitgeslapen
|
achterbaks; adrem; bijdehand; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; gluiperig; leep; listig; raak; scherpzinnig; slinks; sluw; snedig; snood; spitsvondig; stiekem; uitgekiend; uitgekookt; uitgeslapen
|
habile
|
clever; kien; pienter; schrander; slim; snugger; uitgeslapen
|
adrem; bedreven; behendig; bekwaam; bijdehand; briljant; capabel; competent; ervaren; fabelachtig; fantastisch; fysiek in staat; gaaf; geoefend; geschikt; gevat; handig; in staat; ingenieus; intelligent; knap; krankzinnig; kundig; kunstig; raak; rap; reuze; snedig; snel; te gek; vaardig; vindingrijk; vlot; vlug; waanzinnig; wijs
|
ingénieusement
|
gis; schrander; slim
|
adrem; bijdehand; briljant; geniaal; gevat; ingenieus; knap; kundig; kunstig; raak; snedig; vaardig; vernuftig; vindingrijk
|
ingénieux
|
clever; gis; kien; pienter; schrander; slim; snugger; uitgeslapen
|
adrem; bijdehand; briljant; geniaal; gevat; ingenieus; inventief; knap; kundig; kunstig; raak; scherpzinnig; snedig; spitsvondig; uitgekiend; vaardig; vernuftig; vindingrijk
|
intelligemment
|
gis; schrander; slim
|
adrem; bedachtzaam; bijdehand; correct; doordacht; gevat; intelligent; nadenkend; pienter; raadzaam; raak; schrander; snedig; verstandig; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig
|
intelligent
|
bij de pinken; clever; gevat; gis; goochem; kien; pienter; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; snugger; uitgeslapen
|
adrem; bedachtzaam; bijdehand; competent; correct; deskundig; doordacht; gevat; intelligent; nadenkend; oordeelkundig; pienter; raadzaam; raak; scherpzinnig; schrander; snedig; spitsvondig; ter zake kundig; uitgekiend; vakbekwaam; vakkundig; verstandig; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig
|
judicieux
|
clever; kien; pienter; schrander; slim; snugger; uitgeslapen
|
adrem; bijdehand; gevat; raak; snedig; zinrijk; zinvol
|
maligne
|
bijdehand; kien; pienter; slim; spits; uitgekookt
|
boosaardig; duivelachtig; duivels; geniaal; huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend; kwaadaardig; vernuftig
|
malin
|
bij de pinken; bijdehand; clever; goochem; kien; pienter; schrander; slim; snugger; spits; uitgekookt; uitgeslapen
|
achterbaks; adrem; arglistig; bedachtzaam; berekenend; bijdehand; correct; doordacht; doortrapt; duivelachtig; duivels; fabelachtig; fantastisch; gaaf; gehaaid; gemeen; geniaal; geniepig; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; gluiperig; krankzinnig; kwaadaardig; leep; link; listig; nadenkend; pienter; raadzaam; raak; reuze; scherpzinnig; slinks; sluw; snedig; snood; snugger; spitsvondig; stiekem; te gek; uitgekiend; uitgekookt; vernuftig; verstandig; waanzinnig; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig
|
perspicace
|
bijdehand; clever; kien; pienter; schrander; slim; snugger; spits; uitgekookt; uitgeslapen
|
diep; diepzinnig; fel; hanig; pinnig; scherp; snibbig; vinnig; vlijmend
|
prompt
|
bij de pinken; clever; goochem; kien; schrander; slim; uitgeslapen
|
aanstonds; abrupt; adrem; bijdehand; dadelijk; direct; eensklaps; flitsend; gauw; gevat; haastig; ijlings; ineens; ogenblikkelijk; onverhoeds; onverwacht; onverwachts; onverwijld; onvoorzien; opeens; plots; plotseling; plotsklaps; raak; rap; snedig; snel; terstond; vlot; vlug; zo meteen
|
roublard
|
bij de pinken; clever; goochem; kien; pienter; schrander; slim; snugger; uitgeslapen
|
berekenend; gehaaid; geslepen; gevat; gewiekst; leep; sluw; snedig; uitgeslapen
|
rusé
|
bij de pinken; clever; goochem; kien; pienter; schrander; slim; snugger; uitgeslapen
|
achterbaks; adrem; arglistig; berekenend; bijdehand; doortrapt; duivelachtig; duivels; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; gluiperig; in het geniep; kwaadaardig; leep; link; listig; raak; scherpzinnig; slinks; sluw; snedig; snood; spitsvondig; stiekem; uitgekiend; uitgekookt
|
sagace
|
gevat; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; uitgeslapen
|
adrem; bijdehand; gevat; raak; snedig
|
sagacieux
|
clever; kien; pienter; schrander; slim; snugger; uitgeslapen
|
|
savant
|
geleerd; intelligent; slim; wijs
|
belezen; erudiet; geletterd; gestudeerd; hooggeleerd; intelligent; knap; ontwikkeld; wijs; zeer geleerd; zeer ontwikkeld
|
vif
|
bijdehand; kien; pienter; slim; spits; uitgekookt
|
actief; ad rem; adrem; alert; beweeglijk; bezet; bijdehand; bitter; bitter van smaak; blij; blijmoedig; dapper; dartel; druk; drukbezet; dynamisch; energiek; erg; fel; ferm; flink; flitsend; geagiteerd; gevat; hanig; heftig; hel; hevig; hip; intens; intensief; kittig; krachtig; levendig; levenskrachtig; levenslustig; modieus; moedig; monter; moreel sterk; onbeheerst; ongeblust; onstuimig; opgetogen; opgewekt; oplettend; pinnig; raak; rap; scherp; scherpzinnig; slagvaardig; snedig; snel; snibbig; spitsvondig; tierig; trendy; uitgekiend; uitgeslapen; verhit; verwoed; vinnig; vitaal; vlijmend; vlot; vlug; vrolijk; wakker
|
érudit
|
geleerd; intelligent; slim; wijs
|
belezen; erudiet; geletterd; gestudeerd; hooggeleerd; ontwikkeld; wijs; zeer geleerd; zeer ontwikkeld
|
éveillé
|
bij de pinken; bijdehand; clever; goochem; kien; pienter; schrander; slim; spits; uitgekookt; uitgeslapen
|
adrem; bijdehand; geagiteerd; gevat; levendig; raak; rap; scherpzinnig; snedig; snel; snugger; spitsvondig; uitgekiend; verhit; vlot; vlug
|