Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. signaleren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor signaleren (Nederlands) in het Frans

signaleren:

signaleren werkwoord (signaleer, signaleert, signaleerde, signaleerden, gesignaleerd)

  1. signaleren (bemerken; opmerken; waarnemen; gewaarworden; merken)
    apercevoir; remarquer; constater; signaler; se rendre compte de
    • apercevoir werkwoord (aperçois, aperçoit, apercevons, apercevez, )
    • remarquer werkwoord (remarque, remarques, remarquons, remarquez, )
    • constater werkwoord (constate, constates, constatons, constatez, )
    • signaler werkwoord (signale, signales, signalons, signalez, )
  2. signaleren (waarnemen; zien; observeren; )
    voir; se rendre compte de; apercevoir; remarquer; percevoir; distinguer; observer
    • voir werkwoord (vois, voit, voyons, voyez, )
    • apercevoir werkwoord (aperçois, aperçoit, apercevons, apercevez, )
    • remarquer werkwoord (remarque, remarques, remarquons, remarquez, )
    • percevoir werkwoord (perçois, perçoit, percevons, percevez, )
    • distinguer werkwoord (distingue, distingues, distinguons, distinguez, )
    • observer werkwoord (observe, observes, observons, observez, )

Conjugations for signaleren:

o.t.t.
  1. signaleer
  2. signaleert
  3. signaleert
  4. signaleren
  5. signaleren
  6. signaleren
o.v.t.
  1. signaleerde
  2. signaleerde
  3. signaleerde
  4. signaleerden
  5. signaleerden
  6. signaleerden
v.t.t.
  1. heb gesignaleerd
  2. hebt gesignaleerd
  3. heeft gesignaleerd
  4. hebben gesignaleerd
  5. hebben gesignaleerd
  6. hebben gesignaleerd
v.v.t.
  1. had gesignaleerd
  2. had gesignaleerd
  3. had gesignaleerd
  4. hadden gesignaleerd
  5. hadden gesignaleerd
  6. hadden gesignaleerd
o.t.t.t.
  1. zal signaleren
  2. zult signaleren
  3. zal signaleren
  4. zullen signaleren
  5. zullen signaleren
  6. zullen signaleren
o.v.t.t.
  1. zou signaleren
  2. zou signaleren
  3. zou signaleren
  4. zouden signaleren
  5. zouden signaleren
  6. zouden signaleren
en verder
  1. ben gesignaleerd
  2. bent gesignaleerd
  3. is gesignaleerd
  4. zijn gesignaleerd
  5. zijn gesignaleerd
  6. zijn gesignaleerd
diversen
  1. signaleer!
  2. signaleert!
  3. gesignaleerd
  4. signalerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor signaleren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
apercevoir bekijken; bemerken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; opmerken; signaleren; voelen; waarnemen; zien aanschouwen; aanvoelen; bekijken; bemerken; bespeuren; gewaarworden; horen; kijken; merken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; te horen krijgen; te zien krijgen; turen; vernemen; voelen; voorvoelen; waarnemen; zien
constater bemerken; gewaarworden; merken; opmerken; signaleren; waarnemen aanschouwen; bekijken; bemerken; bepalen; bespeuren; constateren; determineren; gewaarworden; kijken; merken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; vaststellen; voelen; waarnemen; zien
distinguer bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; signaleren; voelen; waarnemen; zien aanschouwen; bekijken; bemerken; bespeuren; decoreren; een ereteken geven; een onderscheidingsteken geven; gewaarworden; kijken; merken; onderscheid maken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; ridderen; staren; turen; uit elkaar houden; uiteenhouden; voelen; waarnemen; zien
observer bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; signaleren; voelen; waarnemen; zien aankijken; aanschouwen; achten; bekijken; bemerken; bespeuren; bewaken; bezichtigen; blikken; blikken werpen; eerbiedigen; gadeslaan; gewaarworden; hoogachten; hoogschatten; in de gaten houden; in het oog houden; inspecteren; kijken; merken; nakomen; observeren; onderscheiden; ontwaren; opletten; opmerken; patrouilleren; respecteren; staren; surveilleren; te zien krijgen; toekijken; toeschouwen; toezicht houden; toezien; turen; voelen; waarnemen; zien
percevoir bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; signaleren; voelen; waarnemen; zien aanschouwen; bekijken; bemerken; beseffen; bespeuren; doorzien; eisen; geld in ontvangst nemen; gewaarworden; iets voelen; incasseren; inmanen; innen; invorderen; inzien; kijken; merken; onderkennen; onderscheiden; ontwaren; opmerken; realiseren; staren; te zien krijgen; turen; verkrijgen; verwerven; voelen; vorderen; waarnemen; zien
remarquer bekijken; bemerken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; opmerken; signaleren; voelen; waarnemen; zien aanschouwen; bekijken; beleven; bemerken; bespeuren; ervaren; gewaarworden; kijken; merken; onderscheiden; ondervinden; ontwaren; opmerken; staren; te zien krijgen; turen; voelen; waarnemen; zien
se rendre compte de bekijken; bemerken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; opmerken; signaleren; voelen; waarnemen; zien aanvoelen; bemerken; bespeuren; gewaarworden; merken; ontwaren; opmerken; voelen; voorvoelen; waarnemen; zien
signaler bemerken; gewaarworden; merken; opmerken; signaleren; waarnemen aanduiden; aangeven; attenderen; bijzetten; iets aankondigen; iets aanwijzen; indiceren; neerzetten; plaatsen; seinen; signalen geven; wijzen; zetten
voir bekijken; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; signaleren; voelen; waarnemen; zien aankijken; aanschouwen; begrijpen; bekijken; bemerken; beseffen; bespeuren; bezichtigen; blikken; blikken werpen; doornemen; doorzien; gadeslaan; gewaarworden; inspecteren; inzien; kijken; merken; met het verstand vatten; onderkennen; onderscheiden; ontwaren; opmerken; realiseren; snappen; staren; te zien krijgen; toeschouwen; turen; voelen; waarnemen; zien

Wiktionary: signaleren

signaleren
verb
  1. constateren en waarschuwen
signaleren