Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. schuiven:
  2. schuif:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor schuiven (Nederlands) in het Frans

schuiven:

schuiven werkwoord (schuif, schuift, schoof, schoven, geschoven)

  1. schuiven (voortschuiven)
    pousser; faire glisser; pousser en avant; faire coulisser
    • pousser werkwoord (pousse, pousses, poussons, poussez, )
    • faire glisser werkwoord
    • pousser en avant werkwoord
    • faire coulisser werkwoord
  2. schuiven

Conjugations for schuiven:

o.t.t.
  1. schuif
  2. schuift
  3. schuift
  4. schuiven
  5. schuiven
  6. schuiven
o.v.t.
  1. schoof
  2. schoof
  3. schoof
  4. schoven
  5. schoven
  6. schoven
v.t.t.
  1. heb geschoven
  2. hebt geschoven
  3. heeft geschoven
  4. hebben geschoven
  5. hebben geschoven
  6. hebben geschoven
v.v.t.
  1. had geschoven
  2. had geschoven
  3. had geschoven
  4. hadden geschoven
  5. hadden geschoven
  6. hadden geschoven
o.t.t.t.
  1. zal schuiven
  2. zult schuiven
  3. zal schuiven
  4. zullen schuiven
  5. zullen schuiven
  6. zullen schuiven
o.v.t.t.
  1. zou schuiven
  2. zou schuiven
  3. zou schuiven
  4. zouden schuiven
  5. zouden schuiven
  6. zouden schuiven
en verder
  1. ben geschoven
  2. bent geschoven
  3. is geschoven
  4. zijn geschoven
  5. zijn geschoven
  6. zijn geschoven
diversen
  1. schuif!
  2. schuift!
  3. geschoven
  4. schuivend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor schuiven:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
faire coulisser schuiven; voortschuiven schuivend verplaatsen; verschuiven; voor zich uitschuiven
faire défiler schuiven
faire glisser schuiven; voortschuiven slepen
pousser schuiven; voortschuiven aandrijven; aandringen; aanduwen; aanhouden; aansporen; aanstoten; aanzwiepen; afschrikken; agiteren; bang maken; dringen; duwen; gedijen; gisten; groeien; groot worden; in beroering brengen; kiemen; omhoog schieten; omroeren; ontkiemen; ontspringen; ontspruiten; ontstaan uit; op iets aandringen; opdrijven; opdringen; opduwen; openstoten; opgroeien; opkrikken; oppoken; opschieten; opschroeven; opschuiven; opstoken; opwekken; plaats maken; prikkelen; roeren; stimuleren; tieren; uit de grond schieten; uit de kiem te voorschijn komen; uitbotten; uitkomen; uitlopen; veel doen stijgen; verderhelpen; verplaatsen; verschrikken; verzetten; voortdrijven; voortduwen; voortjagen; voortkomen uit; vooruitbrengen; vooruitduwen; vooruithelpen; wassen; wegjagen
pousser en avant schuiven; voortschuiven aanduwen; aanzetten; aanzwiepen; duwen; opdrijven; opschuiven; opstuwen; opzwepen; sterk prikkelen; stuwen; voorschuiven; voortdrijven; voortduwen; voortjagen; voortstuwen; vooruitduwen; vooruitschuiven; wegjagen

Verwante woorden van "schuiven":


Verwante definities voor "schuiven":

  1. dicht langs een oppervlak bewegen1
    • schuif eens opzij1
  2. verplaatsen door te duwen1
    • ik schoof de stoel bij het raam1

Wiktionary: schuiven

schuiven
Cross Translation:
FromToVia
schuiven glisser slide — to cause to move in contact with a surface

schuiven vorm van schuif:

schuif [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de schuif (verschuifbare sluiting; grendel; tong; schoot)
    la glissière
  2. de schuif (sluitinrichting voor deur of raam; grendel; knip)
    le verrou
    • verrou [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor schuif:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
glissière grendel; schoot; schuif; tong; verschuifbare sluiting glijbaan; glijplank
verrou grendel; knip; schuif; sluitinrichting voor deur of raam deurknip; knip

Verwante woorden van "schuif":


Wiktionary: schuif

schuif
noun
  1. châssis de fenêtre ou volet basculant sur un axe horizontal.
  2. arts|fr rainure pratiquer dans un mécanisme pour le glissement d’une de ses pièces.
  3. hydraulique|fr dispositif servant à contrôler le débit d’un fluide.

Cross Translation:
FromToVia
schuif tiroir drawer — open-topped box in a cabinet used for storing

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van schuiven